Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

 

Een fragment uit
De portretschilder: Frans Hals en zijn wereld
door Steven Nadler, vertaald door Inge Kok en FvdW


In december 1620 verwelkomden Frans, Lysbeth, Harmen, Sara en Frans junior een nieuw gezinslid in hun huis aan de Peuzelaarsteeg. Helaas leefde het kind niet eens lang genoeg om gedoopt te worden en werd het op de dertiende van die maand ter aarde besteld.

Pas tweeëneenhalf jaar later – waren er nog meer voortijdig gestorven kinderen? – werd er een dochter geboren, Adriaentje. Getuige bij haar doop op 21 juli 1623 was andermaal Lysbeths zuster Hillegond, alsook Isaac Abrahamsz Massa, een Haarlemse koopman en schrijver, die viermaal geportretteerd zou worden door Hals.

In december 1624, nog maar een paar maanden nadat Hals als getuige was opgetreden bij de doop van zijn nichtje Maria, de dochter van zijn jongere broer Dirck, schonk Lysbeth het leven aan een zoon, Jacob. In februari 1627 werd er nog een zoon geboren, Reynier. Jan van de Velde, de prentenmaker en schilder die verscheidene gravures naar schilderijen van Hals zou maken, en Franchois Elout, een schilder van stillevens, waren getuige bij zijn doop. In juli van het jaar daarop volgde er opnieuw een zoon, Nicolaes. Net als Harmen en Frans junior zouden Reynier en Nicolaes later schilder worden; in families van kunstenaars en ambachtslieden was het destijds heel gewoon dat een zoon in het voetspoor van zijn vader trad.

Met zeven kinderen (en er zouden er nog meer volgen) moet het in huize Hals een drukke boel zijn geweest. Hun huurwoning was vermoedelijk zo'n pand van het vaste Nederlandse type: smal met drie of vier verdiepingen. Het gezin zal een groot deel van de tijd hebben doorgebracht op de benedenverdieping, die onderverdeeld was in het voorhuis en het binnenhuis. Het voorhuis was een hal of voorportaal waar bezoekers werden ontvangen, onder wie ook Hals' klanten; wellicht werden in dit kleine vertrek ook schilderijen tentoongesteld die hij als handelaar te koop aanbood. (Het was niet ongewoon om in het voorhuis gezinsportretten aan te treffen, waarmee indruk kon worden gemaakt op bezoekers.) Het ruimer bemeten binnenhuis was het voornaamste woonvertrek van het gezin. Hier genoten ze gezamenlijk de maaltijd bij de haard, die niet alleen warmte leverde, maar waarop ook het eten werd bereid; een aparte keuken was een luxe die buiten de huizen van welgestelden zelden te vinden was. De volwassenen hadden ook een eigen bedstee – een kamertje met houten wanden of een kast met een matras en een gordijn – in het binnenhuis, terwijl de kinderen in kamers op de eerste en tweede verdieping sliepen. De jongsten hadden geen eigen slaapkamer, maar sliepen bij elkaar in kamers die tevens fungeerden als werkkamer en opslagruimte, ongetwijfeld met meer dan één kind per bed, met het oog op het gemak en de warmte.

Als Hals net zo werkte als Rembrandt bevond zijn atelier, waar hij zijn modellen portretteerde en zijn leerlingen opleidde, zich op een van de bovenverdiepingen, waarschijnlijk aan de voorkant van het huis, om te profiteren van de ramen en het licht. Hier voerden zijn jongste leerlingen de nederigste klusjes uit, zoals het malen en mengen van de pigmenten en het prepareren van de panelen en doeken voor de meester, terwijl de gevorderden zelfs enig schilderwerk deden. Het is ook goed voorstelbaar dat Hals' vele kinderen naar boven klommen om rond te rennen tussen de ezels, waardoor de aanwezigen misschien werden gehinderd bij hun werk.

Lysbeth zal op haar beurt het grootste deel van de dag in de weer zijn geweest met het halen van boodschappen en het bereiden van de maaltijd, het doen van de was, de zorg voor de kinderen en bovenal met schoonmaken. Als ze net zo was als andere Nederlandse huisvrouwen zal ze eindeloos bezig zijn geweest met vegen, dweilen, schrobben en boenen, getuige wat de in Nederland wonende Fransman Jean-Nicolas de Parival daarover optekende:

Ze steken heel hun ziel en zaligheid in de netheid van hun huis [...] Bijna elke dag schrobben ze de stoep, bestrooien die met zand en maken die zo schoon dat vreemdelingen er dikwijls niet op durven te spuwen. Waar de burgervrouwen zich inspannen om hun huis schoon te houden, blijven de vrouwen in de dorpen in geen enkel opzicht bij hen achter, want hun zindelijkheid en properheid strekt zich zelfs uit tot de stallen. Ze poetsen alles grondig op, ijzeren ringen, deurbeslag, de scharnieren van de vensters, tot ze glanzen als zilver.

Met zo'n drom kinderen had Lysbeth haar handen vol aan het huishouden.

Hals zag in dat hij, als hij zou gaan zitten wachten op de goede gunsten van de Haarlemse burgerij, onder deze economische omstandigheden niet veel brood op de plank zou weten te krijgen voor zijn uitdijende gezin. Sinds het schilderij met de officieren van de Sint-Jorisschutterij uit 1616 had hij al tien jaar geen nieuwe opdrachten meer gekregen voor kostbare groepsportretten van schutterijen of andere gemeentelijke instituties. Het is dan ook waarschijnlijk dat Hals' overstap naar genrestukken, net als de ruwe stijl die hij daarin hanteerde, eerder berustte op economische dan op esthetische of programmatische motieven. Tijdens de recessie van de jaren twintig vulde hij, net als andere schilders, grote in opdracht geschilderde schilderijen aan met kleinere stukken met algemenere onderwerpen. Die konden in kortere tijd worden vervaardigd, met goedkopere materialen (grover schildersdoek of panelen van een mindere kwaliteit hout als ondergrond; een beperkter assortiment aan pigmenten) en dus in grotere hoeveelheden en tegen lagere kosten worden geproduceerd. De genrestukken en tronies leenden zich heel goed voor de vrije markt en konden worden aangeboden tegen een prijs die voor een brede klantenkring betaalbaar was. Op een loterijlijst uit 1634 werd een niet nader omschreven vanitas-schilderij van Hals een waarde van 34 gulden toegekend terwijl twee tronies van zijn hand elk werden geprijsd op 16 gulden. Zoals we hebben gezien vergde het maken van dergelijke schilderijen nog altijd grote vakbekwaamheid en veel aandacht: ondanks de schijn van spontaniteit werd niets voor de vuist weg op het doek gezet. Maar het was onnodig urenlang te zwoegen op de kleine details die vereist waren bij de conventionele in opdracht geschilderde portretten. Wat deze kleinere stukken ontbrak aan evenwichtige en zorgvuldige afwerking werd gecompenseerd door hun aantallen... en door hun charme.


© Frits van der Waa 2023