Verschenen in de Groene Amsterdammer van 6 juni 1984
'Het leven wordt niet uitgebeeld in een of twee noten'
Bran(d)t aan de Amstel
Honderd fluiten en vier jazzdrummers zullen op 16 juni door de Amsterdamse binnenstad varen, vanaf de
wal begeleid door vier draaiorgels, vier carillons, drie koren en drie harmonieorkesten. Bran(d)t aan
de Amstel is de titel van de muziek die dan wordt gespeeld: het hoogtepunt van een
Holland-Festival-special, gewijd aan de nu zeventig-jarige Henry Brant. Deze Amerikaanse
komponist is al eerder, in 1982, te horen geweest tijdens het Holland Festival. Maar ditmaal wordt er
steviger uitgepakt. Behalve Bran(d)t aan de Amstel zijn er nog zes koncerten met zijn muziek.
Ook daarin wordt op kleine of grote schaal gebruik gemaakt van de ruimte; een wezenlijk element in
Brants komposities, die hij zelf omschrijft als spatial music.
"Ik krijg mijn ideeën door wat ik om me heen zie, en dat ziet er behoorlijk ingewikkeld uit",
vertelt Henry Brant. "Het leven bevat veel elementen die kontrasteren of niets met elkaar te maken
hebben. En het lijkt me vanzelfsprekend dat muziek zich net zo gedraagt.
Elk van mijn stukken is geschreven voor een andere kombinatie van instrumenten of stemmen, en elk
stuk heeft een eigen ruimtelijke opstelling. Dat is niet dekoratief bedoeld: het is een deel van de
kompositie. Iedere groep heeft haar eigen soort muziek, haar eigen klankkleur, en tussen die groepen
wordt geen materiaal uitgewisseld. Het publiek moet de muziek kunnen thuisbrengen door haar lokatie. En
dan is muziek van een aanzienlijke gekompliceerdheid mogelijk, iets dat absoluut niet zou kunnen als ze
allemaal samen op het podium zaten. En dat was een van de problemen waarmee ik in 1950 zat: ik wilde
komplexere muziek maken. Het leven wordt volgens mij niet uitgebeeld in een of twee noten."
Muziek waarin musici verspreid opgesteld staan is natuurlijk geen nieuwigheid. In het Gregoriaans
wordt beurtelings door twee koorhelften gezongen; de Italiaanse komponisten uit de zestiende eeuw
schreven muziek voor verschillende koorgroepen, opgesteld in verschillende delen van de kerk, en Mahler
schrijft in een aantal werken met veel effekt een "Fernorchester" voor. En sinds
Gruppen, een stuk van Stockhausen uit 1957, zijn er heel wat hedendaagse komponisten die de
ruimte laten 'meespelen'. Bij al die muziek gaat het om groepen die samenwerken. In Brants spatial
music is dat niet het geval. Het koncept is in feite afkomstig van Charles Ives (1874-1954), die nu
als Amerika's grootste komponist wordt beschouwd, maar die tijdens zijn leven vrijwel onbekend bleef.
In Ives' symfonieën klinken door elkaar heen spelende fanfareorkesten; in zijn kamermuziekwerken
werken verre hoornsignalen zich door wolken van weke fluitakkoorden heen. Muziek die haar tijd ver
vooruit was, zelfs nog in 1950, toen Brant haar voor het eerst hoorde.
Brant schrijft sinds die ervaring vrijwel uitsluitend spatial. Maar ook zijn niet ruimtelijke
muziek van voor die tijd heeft veel met Ives gemeen: een grote voorliefde voor 'triviale' muziek uit de
Amerikaanse volkskultuur. Straatmuziek, cirkusorkesten, draaiorgels, speeldozen, dat alles komt
geregeld terug in Brants muziek, vaak vermengd met genres of thema's uit de klassieke muziekliteratuur.
Hij beheerst alle mogelijke stijlen, het resultaat van een gedegen muzikale opleiding en een jarenlange
ervaring als kommercieel komponist en hij gebruikt ze ook. Al zijn werk, hoe experimenteel ook,
heeft het aspekt van vakmanschap en traditioneel handwerk.
Muziek als gebouw
Brant: "Wat ik schrijf moet praktisch uitvoerbaar en snel in te studeren zijn. Dikwijls is er weinig
repetitietijd, en als het gaat om een groot stuk met veel verschillende ensembles is dat relatief nog
minder. Ik gebruik de konventionele notatie, want de musici hebben gewoonlijk geen tijd om een nieuwe
notatie te leren lezen. Als iets niet op de gebruikelijke manier uit te drukken is, beschrijf ik
het in woorden. En ik heb gemerkt dat ik met improvisatie, met signalen voor de dirigenten en een paar
simpele uitbreidingen van het notenschrift alles kan doen wat ik wil, zelfs kwarttonen.
Het schrijven van een stuk is een proces, en het is een proces waaraan ik veel plezier beleef. Het
is net een gebouw: je begint met het materiaal. Eerst de koncertzaal, dan de instrumenten waarvoor je
schrijft, en dan de verdeling in de ruimte. Dat is de basis van de konstruktie, en dan wordt het een
kwestie van elimineren. Ik begin met alles in woorden op te schrijven aan de hand van vragen: Hoe lang
wordt het stuk? Is het één stuk, of bestaat het uit sekties? Zijn die sekties even lang?
Kontrasteren ze met elkaar? Allerlei soorten vragen, en elke vraag moet worden beantwoord. Ik schrijf
het antwoord op en dat mag niet meer worden veranderd. Ik blijf vragen stellen tot aan het punt dat ik
precies weet welke noten ik moet schrijven. Dan begin ik aan de muziek, en als ik iets tegenkom waarop
nog geen antwoord is, ga ik terug en stel nog meer vragen. En dat is voor zover ik weet de meest
tijdbesparende manier van komponeren.
Het proces van komponeren gaat door tot de eerste repetitie, en zelfs tot de eerste uitvoering. Ik
vind dat dat niet mag worden onderbroken. Als je op een gegeven ogenblik stopt met schrijven en dan
twee jaar moet gaan zitten wachten op de eerste uitvoering, gebeurt er iets dat schadelijk is voor je
psychische mechanisme, vind ik. Het moet tot het eind toe in ontwikkeling zijn. Het eind, dat is de
première, en daar doe ik altijd aan mee. Naar een uitvoering gaan luisteren zonder eraan deel te
nemen en de zaak te beïnvloeden lijkt me absurd. Dus ik dirigeer, of ik speel mee. En daarna is
mijn werk klaar: ik denk niet meer aan het stuk en ga verder met het volgende."
Bang voor elektronica
- In jouw muziek spelen de musici onafhankelijk van elkaar. Maar zijn er ook vaste thema's?
"Gewoonlijk schrijf ik de verschillende onderdelen afzonderlijk en ik zet het geheel niet in elkaar
voor alles af is. Alles staat op verschillende stukken papier, en terwijl ik met het ene bezig ben kijk
ik niet naar de andere, omdat ik zo min mogelijk verbanden wil aanbrengen. Onderlinge verbanden maken
muziek moeilijk, volgens mij, want ze veroorzaken verwarring. In de westerse traditie worden zoveel
mogelijk relaties aangebracht tussen alle stemmen, maar ik denk dat dat het luisteren moeilijker maakt.
Je wordt overdonderd, je begrijpt niet wat er gebeurt, en je koncentratie verdwijnt al na ongeveer een
minuut."
- Je gebruikt ook bestaande muziek in je muziek.
"Gewoonlijk schrijf ik alles zelf, maar de laatste jaren gebruik ik soms muziek die er al is, vooral
muziek uit andere tradities. In Meteor Farm, een van mijn laatste stukken, spelen een
gamelanorkest, een slagwerkgroep uit West-Afrika, en drie musici uit India mee. Die spelen hun eigen
muziek. En verder is er een jazz-band, die improviseert op voorgeschreven schema's, en twee koren en
een orkest."
- En die spelen allemaal door elkaar?
"Daar ben ik heel voorzichtig mee. Dat komt meestal maar één keer in een stuk voor,
soms aan het eind, soms ergens anders. Soms gaat het niet, aangezien sommige groepen heel zachte muziek
maken, en die hoor je dan niet meer. Maar ik heb ook veel muziek voor kleinere bezetting geschreven.
Spatial music is mogelijk met elke kombinatie van instrumenten. Voor zover ik weet is het
onmogelijk een spatial stuk te schrijven voor één instrument. Dus als iemand me
vraagt een solostuk te schrijven, begin ik er niet aan, want ik zou niet weten wat ik zou moeten doen."
- Hebben de titels die je aan je muziek geeft betekenis?
"Niet echt. Als je een stuk Toccata nr. 7 noemt wordt het geheid verward met andere
Toccata's nr. 7. Dus ik bedenk een titel die makkelijk te onthouden is en een vage associatie met de
muziek heeft."
- Dus de 'Penguins' en 'Whales' uit 'Bachs Menagerie' worden niet weergegeven in de muziek?
"Ik ben maar een komponist. Hoe moet ik een pinguin voorstellen in een fuga?"
De muziek van de Amerikaan Henry Brant is vaak te horen gedurende dit Holland Festival. Behalve
het vrolijke spektakel Bran(d)t aan de Amstel op 16 juni tussen 15 en 19 uur in de mooie rivier de
Amstel in de hoofdstad, zijn er uitvoeringen op 12 juni in Paradiso (21 uur), op 13, 14 en 15 juni in
de IJsbreker (21 uur), op 14 juni ook nog eens 's middags om 12.30 uur in de IJsbreker, en op 16 juni
in Carré om 19.30 uur. Meer informatie: de IJsbreker, Weesperzijde 23 te Amsterdam, tel.
020-68.18.05.
© Frits van der Waa 2007