Verschenen in het programmaboek van Orkest De Volharding, januari 1992
20 jaar Orkest De Volharding
Al twintig jaar spelen ze, staand, in een halve kring, als het podium te ondiep is
in een rechte lijn. Middenin de piano en de bas, geflankeerd door drie saxen, fluit
en hoorn aan de ene, en door drie trombones en drie trompetten aan de andere kant.
Dertien muzikanten; één onwrikbaar front. Het front van Orkest De
Volharding.
In verloren steegjes, in havengebieden, in buurthuizen kom je ze nog wel eens
tegen: wasserijen, scheepswerven en arbeiderskoren, ja, er is zelfs een ziekenfonds
getooid met de stoere naam De Volharding een weerklank uit een
voor-oorlogse era, waarin het socialisme niet alleen een bittere noodzaak was, maar
ook de belofte van een betere wereld, die echter alleen bereikt kon worden door,
inderdaad, noeste volharding.
Orkest De Volharding is opgericht door componist Louis Andriessen, maar het
begon als muziekstuk en ensemble tegelijkertijd. Dat Andriessen juist deze naam
koos met alles wat er aan vast zat was meer dan toepasselijk. De
hervormingen die hij en zijn medemuzikanten nastreefden waren immers niet louter
muzikaal, maar evengoed maatschappelijk van aard.
Het was 1971. De roerige jaren '60 waren voorbij, maar de idealen waren nog niet
vervlogen. Andriessen was een van degenen die daaraan ook werkelijk gestalte gaven.
De Volharding moest barrières uit de weg ruimen: die tussen componist en
uitvoerende muzikant, tussen "hoge" en "lage" cultuur, en tussen concertzaal- en
straatmuziek.
De praktische uitwerking was weldoordacht. Samen met saxofonist Willem Breuker
bracht Andriessen een orkest bijeen dat deels bestond uit jazzmuzikanten, en deels
uit klassiek geschooide spelers. Omdat de nieuwe muziek niet truttig of
esthetiserend mocht zijn werd het een biaasorkest. Dat was nog praktisch ook, want
het ensemble zou immers dikwijls in de open lucht gaan optreden. De componist
speelde zelf mee als pianist, en een dirigent was er niet, want autoriteit was uit
den boze.
Ook het stuk De Volharding, waaraan de spelers van het (toen nog naamloze)
orkest in talrijke discussies hun steentje bijdroegen, was radicaal van opzet. Het
was zo ingericht dat het verloop, de lengte en vooral ook de klank van de muziek
mede bepaald werden door de muzikanten zelf. De titel De Volharding had trouwens
ook een muzikale betekenis, want een van de belangrijkste kenmerken van het stuk is
het ostinato, de voortdurende herhaling.
Op 6 januari 1972 kwam de groep voor het eerst bijeen. ap 30 april werd een
korte versie van het stuk gespeeld op een Jongeren voor Vietnam-bijeenkomst in het
Amsterdamse Bos, en op 12 mei, bij een rumoerig Inklusief Konsert in Theater Carré,
volgde de volledige versie. Pas na dit debuut viel het besluit om door te gaan. Dat
was het begin van Orkest De Volharding.
Twintig jaar later is er wel het een en ander veranderd. Spelers zijn gegaan en
gekomen: van de oorspronkelijke groep zijn nog drie musici over. Niet langer speelt
het orkest bij tien graden onder nul op demonstraties. Ook is het al lang geleden
(1 mei 1979) dat zeven Volharding-musici tijdens een bezoek aan Chili door de
politie werden opgepakt en verhoord. En sinds 1989 heeft het orkest zelfs een
dirigent.
Is De Volharding dan gelijkgeschakeld? Gewoon een van de vele
twintigste-eeuwse-muziekclubjes geworden die Nederland er de afgelopen twintig jaar
heeft bijgekregen? Beslist niet. De militante stellingname van het eerste uur mag
wat verwaterd zijn, aan twee dingen is De Volharding altijd trouw gebleven: aan
zichzelf en aan de muziek.
Nog steeds is het orkest een collectief. Er wordt niet met invallers gewerkt.
Dirigent Cees van Zeeland, die eerder als componist en pianist bij het ensemble
betrokken was, is niet de baas, maar gewoonweg de muzikant die de maat slaat en
kritisch meeluistert.
Nog steeds speelt het orkest muziek van tegendraadse camponisten die vooral
geïnteresseerd zijn in krachtige brouwsels van gebundelde windkracht en fysiek
ritme, en bovendien weten wat er buiten de wereld van esoterische
compositietechnieken te koop is. Nog steeds speelt De Volharding vrijwel
uitsluitend muziek die speciaal voor het orkest geschreven is, en nog steeds komen
die stukken tot stand in een nauwe wisselwerking tussen de muzikanten en de
componist.
Dat De Volharding de strijdcultuur links heeft laten liggen, een ietsepietsje is
opgeschoven in de richting van het establishment, en ook voor zijn
componisten niet meer zo streng is als vroeger wel eens het geval was, ja, sommigen
zullen dat als een verlies beschouwen.
Aan de andere kant is veel van wat De Volharding in de jaren zeventig nastreefde
in de jaren tachtig gerealiseerd. Componisten en muzikanten werken veel intensiever
samen dan vroeger; het publiek voor eigentijdse muziek is stevig gegroeid; en de
ivoren toren waar de hedendaagse muziek in opgesloten zat brokkelt nog steeds
verder af. De muziekpraktijk is inderdaad veranderd, en bij dat proces heeft de
Volharding altijd in de voorhoede gestaan.
Oprichter Louis Andriessen heeft vooral in de eerste jaren een
aanzienlijke bijdrage aan het Volharding-repertoire geleverd. In totaal componeerde
hij tien verschillende stukken en bewerkte ook nog eens zes composltles van anderen
(waaronder Milhauds La Création du Monde, een historisch
schoolvoorbeeld van de genrevermenging waar De Volharding van meet af aan op uit is
geweest). Andriessens meest recente bijdrage aan het Volharding-repertoire is de
compositie die hij schreef voor Peter Greenaways tv-film M is for Man, Music and
Mozart. (Bekroond met de Zilveren Fipa 1992 tijdens het Festival van
Audiovisuele programma's in Cannes).
Andriessen was vanzelfsprekend de eerste, maar van meet af aan hebben ook andere
Volharding-spelers, zoals Bob Driessen, Willem van Manen en Cees van Zeeland,
muziek voor hun orkest gecomponeerd of gearrangeerd. Na de eerste jaren zijn in
toenemende mate componisten van buitenaf (sinds kort ook uit het buitenland)
uitgenodigd om stukken te schrijven.
De eerste jaren waren roerig. De Volharding trad zowel op in keurige
cultuurtempels als bij school- en wijkconcerten, en stond met regelmaat op de
barricaden bij acties en politieke manifestaties. Er werd gebouwd aan een
veelzijdig repertoire dat zowel instrumentale versies van politieke liederen en
bewerkingen van twintigste eeuwse klassiekers (van Weill en Rota tot en met
Stravinsky en Kagel) omvatte als een snel groeiend contingent originele
Volharding-composities die natuurlijk wel toegesneden moesten zijn op de
praktijk en het gedachtengoed van het orkest. Niet alleen daarover, maar vooral ook
over de vraag welke plaats De Volharding in (cultuur)politiek opzicht moest innemen
waakten de leden van het ensemble nauwgezet. Dat bracht veelvuldige en langdurige
discussies met zich mee, en een enkele maal leidden de meningsverschillen zelfs tot
het uittreden van muzikanten.
Bij het tienjarig bestaan kon Orkest De Volharding al met enige trots
terugkijken op wat het tot stand, zoniet teweeg had gebracht. Dit tijdsgewricht is
overigens door Rudy Koopmans, samen met het orkest, uitvoerig gedocumenteerd in het
nog steeds zeer leesbare jubileumboek 10 jaar Orkest De Volharding. Het
repertoire bestond toen uit ruim zestig stukken, gedeeltelijk vastgelegd ap drie in
eigen beheer uitgebrachte lp's. Het Voortbestaan van het ensemble werd niet meer
bedreigd door ernstige ideologische schisma's, en met zijn dwarse maar doortastende
optreden had het zich een solide reputatie verworven, zowel in het eigentijdse
muziekcircuit als in de strijdcultuur. Die maakte juist in die periode een nieuwe
opleving door, met als hoogtepunt de massale demonstratie tegen de kruisraketten op
het Amsterdamse Museumplein.
Toch was die periode ook een keerpunt, want kort daarna verdwenen strijd- en
straatmuziek uit het handvest van De Volharding. Het orkest verlegde zijn aandacht
meer en meer naar concertoptredens, al bestreken die nog steeds het gehele
cultuur-spectrum tussen Amsterdam en Zaltbommel, en naar muziek die behalve de
gehoorzintuigen ook het intellect op scherp zet.
Zelfs in 1982 kon de vraag of er een typische Volharding-stijl gegroeid was niet
met een volmondige bevestiging beantwoord worden. De verschillende stukken hadden
weinig meer gemeen dan het koperen klankkleurpalet van het orkest, waarbinnen bas
en piano tevens fungeerden als ritmesectie; een pulserende motoriek, hoe
onregelmatig ook, die het logisch gevolg was van het zonder dirigent spelen; en een
ruige, fysieke kracht, bewust benadrukt door het staand spelen.
Maar in de loop van het tweede decennium zijn zelfs die kenmerken op hun grenzen
beproefd. Met het aantal componisten dat voor De Volharding schreef nam ook de
variëteit van het vocabulaire toe.
Het stuk dat achteraf bezien die ontwikkeling inluidde was
Järn (IJzer) van de Zweedse, maar geheel in Nederland ingeburgerde
componist Klas Torstensson. De vergelijking dat dit (inmiddels welhaast klassieke)
stuk uit 1982 de hoekige, metalen Volharding-klank flexibel en smeedbaar maakt is
niet vergezocht. De muziek is in ritmisch opzicht dermate complex dat de componist
de eerste uitvoeringen moest dirigeren. Dal Torstensson, die geen noot opschrijft
zonder te weten wie hem gaat spelen, en ook de uitvoering samen met de musici
voorbereidt, een stuk voor De Volharding moest componeren stond overigens als een
paal boven water.
Een belangrijk wapenfeit in de geschiedenis van De Volharding was het
Kaalslag-project, waarbij het orkest tijdelijk fuseerde met het eveneens door Louis
Andriessen opgerichte ensemble Hoketus. Dit "verschrikkelijke symfonie-orkest"
speelde in het Holland Festival van 1985 vier stukken, waaronder Andriessens
De Stijl, dat later deel zou uitmaken van zijn monumentale muziektheaterwerk
De Materie.
Voor Hoketus was Kaalslag ongeveer een zwanezang; een jaar later hief het ensemble
zichzelf op. Maar De Volharding, zijn naam gestand, zette door, en pikte, samen met
jonge, eigenzinnige componisten als 5teve Martland, Rob Zuidam en Martijn Padding
de draad weer op. Met injecties van punk, pop en postmodern zijn de jaren tachtig
niet ongemerkt voorbijgegaan aan het repertoire, dat inmiddels zo'n 130 composities
omvat.
Een laatste vraag: hoe groot is nu de invloed geweest van twintig jaar
Volharding? Beperkt waarschijnlijk, want dat is nu eenmaal het noodiat van alles
wat radicaal en idealistisch is. Maar het mag duidelijk zijn dat het orkest een
stevig aandeel heeft gehad in het omstaan van een gezonde muziekpraktijk, waarin
betrokkenheid het sleutelwoord is. Zolang Orkest De Volharding daaraan vasthoudt
garandeert het zowel zijn bestaansrecht als een onvoorspelbare muzikale toekomst.
En anders zou ik het niet willen.
© Frits van der Waa 2007