Verschenen in het programmaboek van het festival Geestverwanten, oktober 1992
Geestverwanten
Vandaag, tien september, hebben de kranten juist weer flink uitgepakt over de
belachelijke affaire rond Who 's afraid of red, yellow and blue 3, het
abstracte schilderij van Barnett Newman dat eerst ten prooi viel aan een gek met
een stanleymes en vervolgens aan de verfroller van een zwendelende restaurateur.
Nu weet ik weinig meer over Newman dan dat hij dood is en dat hij maanden
geborsteld moet hebben aan de verscheidene vierkante meters rood die de voornaamste
substantie van zijn schepping uitmaakten. Wat ik desondanks zeker weet is dat
datgene wat de schilder met zijn werk wilde bereiken door de hele circusvoorstelling
nagenoeg is platgewalst.
Maar dat begon al vóór het stanleymes eraan te pas kwam, namelijk
toen er op het prijskaartje dat aan het schilderij hing, steeds meer nullen
bijkwamen.
Zo gaat de kunstcultuur op de loop met de kunst.
We noemen het cultuur, maar het heeft dikwijls veel weg van een cultus. De
cultus van het meesterwerk. Die heeft soms kwalijke gevolgen. Want als iets eenmaal
is bestempeld tot meesterwerk, wordt het maar al te makkelijk een mummie, ontdaan
van de lading die de maker erin had gestopt. Erger nog is dat die cultus de
meesterwerken verheft tot matrixen, tot modellen van hoe kunst eruit hoort te zien.
In de muziek is het niet anders, al zou je op het eerste gezicht zeggen dat
iets wat altijd opnieuw gemaakt moet worden minder risico's loopt om de mond
gesnoerd te worden door getallen met veel nullen of prijzige uitstalkasten.
Mis. Kijk maar naar de hoestbonbons in het Concertgebouw, naar de honoraria van
de Pavarotti's, en naar de produktielijnen waar de Beethoven-symfonieën en de
Topveertig-hits van de lopende band komen rollen.
Dat mag natuurlijk allemaal maar de urgentie van het moment, van het
maken zelf is daarbij wel op de achtergrond geraakt. Laat staan het maken van
compromisloze keuzes, de muzikale equivalenten van Newmans jacht op dat ene,
zinderende rood.
Nogmaals, ik weet niets van Newman, misschien deed hij het alleen maar voor het
geld en was hij net zo'n verlakker-met-een-verfrol als zijn restaurateur. En zo
bijzonder heb ik dat schilderij nooit gevonden. Maar het verhaal is mooi.
Ik was van plan op dit punt van mijn verhaal uit te gaan leggen wat het motto
Geestverwanten inhoudt, maar eigenlijk hoeft dat niet meer. De Geestverwanten, dat
zal duidelijk zijn, schuwen de holle klanken van de cultus. Hun gereedschap is
nooit de gemakkelijke verfroller. Met veel moeite, dikwijls ook met veel plezier,
borstelen ze het geluid uit, en dat doen ze altijd omdat ze iets te melden hebben.
Als ze met modellen werken, zijn dat nooit mummies, maar is dat levende materie,
die onder hun handen onverwachte gedaantes aanneemt. En als ze muziek reproduceren,
doen ze dat niet om er een aura van genialiteit omheen te hangen, maar omdat ze de
oorspronkelijke zeggingskracht willen blootleggen. Dat doen ze niet voor de
cultuur of zo, niet voor de eeuwigheid, zelfs niet voor het geld al gaat het
jammer genoeg niet goed zonder. Maar gewoon omdat het moet.
Dat maakt hen tot geestverwanten. Niet noodzakelijk van elkaar natuurlijk. Want
het is waar dat het motto van dit festival iets preciezer geformuleerd had kunnen
worden. Het gaat namelijk om geestverwanten van Orkest De Volharding. De Volharding
is de gastheer, en die maakt uit wie van de partij mag zijn. Zo ben ik nu
gebombardeerd tot schrijvend geestverwant. Onverhoeds, maar onvermijdelijk. Want
inderdaad: het moest. En daarom moet ik ook beschrijven hoe dubbelzinnig het was om
De Volharding afgelopen januari aan het slot van het jubileumconcert in rokkostuums
te zien verschijnen. Een geslaagde grap. Maar ook: een bezweringsritus. Om de
gevestigde kunstcultuur, die holle slok-op, in vredesnaam op afstand te houden.
Voorwaarts, en niet vergeten waaruit onze kracht bestaat. Zo begint
Eislers solidariteitslied, te vinden op het eerste Volharding-singletje. Een
ijzersterke boodschap. Op ijzersterke muziek.
Of moet dat andersom? Och, dat doet er niet toe. Dat het een samenvalt met het
ander, dat is nou juist waar het om gaat.
© Frits van der Waa 2007