Gepubliceerd in Holland Festival-bijlage VPRO-gids, mei 2011
Xenakis' gecalculeerde klankenchaos
De oerkrachten die architect/componist Iannis Xenakis, geportretteerd in Xenakis 1234, ontketende in zijn muziek stoelen op wiskundige formules, maar evengoed op intuïtie. Oorlogsgeweld en natuurklanken klinken door in het werk van een man die in Frankrijk werkte, maar die zijn Griekse identiteit nooit vergat.
Net als Chopin en Stravinsky was de Griek lannis Xenakis (1922-2001) een van de grote ballingen van de muziekgeschiedenis: een kosmopoliet tegen wil en dank, in wiens muziek altijd weer de hunkering naar het vaderland doorklinkt. Xenakis was een politiek vluchteling. In het laatste oorlogsjaar werd hij als 22-jarige verzetsstrijder bij gevechten in Athene zwaar gewond door een granaat, die een ravage achterliet aan de linkerkant van zijn gezicht. In 1947 vluchtte hij het land uit en werd door het kolonelsregime bij verstek ter dood veroordeeld.
Xenakis belandde in Parijs, en had het geluk dat hij met zijn ingenieursopleiding aan het werk kon bij het bureau van de beroemde architect Le Corbusier. Hoewel hij een passie voor muziek had, vermoedde niemand dat hij een van de grote naoorlogse componisten zou worden. Anders dan zijn generatiegenoten Stockhausen en Boulez, die als vroegrijpe knapen al furore maakten, was Xenakis een laatbloeier.
Zijn benadering was ook totaal anders. De principes van de seriële muziek, waarin de verschillende muzikale variabelen werden bepaald aan de hand van reeksen, wees hij van de hand omdat die naar zijn mening tot een willekeurige versplintering leidden. Xenakis was geïnteresseerd in massa, evolutie en groepsprocessen of het nu ging om het gescandeer van een demonstrerende menigte, de knetterende explosies van luchtafweer, het gekletter van en regenbui, of het getsjirp van cicaden. En hij hield bovendien van glissandi, wringende kwarttonen en alle mogelijke ruisklanken geluiden die niet pasten in de bij de serialisten nog altijd hoog aangeslagen chromatische toonladder.
In zijn architectonische werk, waarin hij graag buiten de perken trad van horizontale en verticale lijnen, is dat ook terug te zien. Het bekendste voorbeeld daarvan is het Philips-paviljoen voor de Expo 1958 dat hij onder de vlag van Le Corbusier ontwierp. Het gebouw is opgebouwd uit gekromde vlakken die worden beschreven door wetmatig uiteengeschoven rechte lijnen een principe dat ook in zijn muziek terugkeert als de verglijdende bundels strijkers- en trombonetonen die een vast onderdeel van zijn idioom uitmaken.
Het was Olivier Messiaen die oog had voor Xenakis' bijzondere compositorische talent en hem aanmoedigde om die weg in te slaan: 'Hij was een man met zo ongebruikelijke gaven, dat ik zei: "Je hebt het geluk om Griek te zijn, een architect bovendien, en wiskunde gestudeerd te hebben. Doe daar je voordeel mee. Gebruik het in je muziek."'
In Nederland vond Xenakis al vroeg enthousiaste pleitbezorgers. Jarenlang was hier het Xenakis Ensemble actief. Maar de ware pioniers waren de musici van het Asko Ensemble, die zich vanaf 1967 inzetten voor zijn werk. Het is dan ook logisch dat het hieruit voortgekomen Asko/Schönberg een belangrijke rol speelt in het Holland Festival project Xenakis 1234, waarin negen van zijn composities te horen zullen zijn. Daarin staan zijn baanbrekende stukken uit de jaren zestig en zeventig voorop. Ook is er gedurende het hele festival in het Muziekgebouw aan 't IJ een expositie te zien die de parallellen tussen Xenakis' architectonische en compositorische werk aanschouwelijk maakt.
Toeval en chaos
De enige componist met wie Xenakis tot op zekere hoogte iets gemeen had, was de al even eigenzinnige, bijna veertig jaar oudere Edgard Varèse, aan wie het Holland Festival in 2009 uitgebreid aandacht besteedde. Maar anders dan Varèse gebruikte Xenakis echt wiskundige modellen. Toeval en chaos zijn in veel van zijn werken belangrijke factoren, maar het 'pure' toeval zoals dat bij John Cage een rol speelt, ging hij uit de weg. Ook de chaotische passages in zijn muziek zijn gecalculeerd. Daarvoor introduceerde hij het begrip 'stochastische muziek'. Dat wil niet zeggen dat zulke muziek kil en cerebraal is. Integendeel: hij liet zich, zeker waar het om het grotere verband ging, evenzeer door zijn intuïtie leiden.
Architectuur en composities
Gezien Xenakis' achtergrond als architect spreekt het vanzelf dat hij ook aandacht besteedde aan het ontwerp van de muzikale ruimte. Een goed voorbeeld daarvan is Terretektorh, dat tijdens het festival twee maal wordt uitgevoerd door het Residentie Orkest. 88 musici, die elk een eigen partij hebben, zitten volgens plan opgesteld tussen het publiek. De eerste paar minuten klinkt er maar één toon, die door de ruimte cirkelt en spiraalt. Xenakis sprak in dit verband van een 'sonotron' een versneller van geluidsdeeltjes.
In de loop der jaren paste Xenakis allerlei wiskundige modellen toe in zijn muziek, die reikten van speltheorie tot de formules waarmee de brownse bewegingen van gas moleculen worden beschreven. Dat hij zich ook verdiepte in elektronische muziek ligt in de rede. Kraanerg, het vijf kwartier durende 'ballet' dat tijdens het afsluitende concert wordt uitgevoerd, biedt een combinatie van elektronische en instrumentale klanken.
Maar werkelijk pionierswerk verrichtte Xenakis op het gebied van computertoepassingen. Al aan het eind van de jaren zeventig ontwikkelde hij de UPIC (Unité Polyagogique Informatique du CEMAMu), een muzikaal gereedschap dat andermaal zijn belangstelling voor het grafische en tactiele verried. De interface is niet een toetsenbord, maar een tekentafel waarop de gebruiker letterlijk golfvormen en muzikale structuren kan uittekenen een werkwijze die zo helder en direct is dat ook kinderen ermee kunnen werken.
Oerkrachten
Hoewel Xenakis tot Fransman genaturaliseerd was, met een Française trouwde en in Parijs woonde, bleef hij in hart en nieren een Griek en een buitenmens. Hij bracht zijn vrije tijd bij voorkeur door op Corsica, waar de natuur hem aan die van zijn geboorteland deed denken. Ook daar zocht hij de extremen op, beklom bergen in de brandende middaghitte en ging bij stormachtig weer in zijn kajak de zee op. Diezelfde ongenaakbaarheid is terug te horen in zijn altijd aardse muziek, waarin voor tederheid en oorstrelende klanken nauwelijks plaats lijkt te zijn. Fascinerend zijn de oerkrachten die hij ontketende met behulp van een fusie tussen het uiterst complexe en het uiterst rudimentaire, wat vooral in slagwerkstukken als Pléiades goed tot uiting komt. Dat quasi-primitieve is ook bepalend voor zijn naar verhouding veel gespeelde Oresteia, een groot muziektheaterwerk naar Aischylos. 'Ik wilde niet de muziek van het antieke Griekenland imiteren,' zei hij daar zelf over, 'maar wel de geest van het oude Griekenland doen herleven,' Daarvoor putte hij paradoxaal genoeg inspiratie uit het Japanse Noh-theater, waarvan de extreem gestileerde kenmerken nauw aansloten bij zijn eigen esthetiek.
Xenakis ontplooide tot vier jaar voor zijn dood in 2001 nu tien jaar geleden een gedreven activiteit. 'In feite zette hij zijn politieke strijd op een ander plan voort,' vindt zijn vriend en collega François-Bernard Mâche. Toch zijn de stukken die hij in de jaren zestig en zeventig schreef in het algemeen vitaler en feller dan zijn latere werk, waarin hij minder gebruik maakte van wiskundige technieken en meer op zijn gevoel werkte. Zijn laatste compositie, voltooid in 1997, heet O-mega de laatste letter uit het Griekse alfabet. Een nieuw muziektheaterwerk over Prometheus toepasselijk genoeg de titaan die de mensen het vuur bracht kon hij niet meer voltooien.
© Frits van der Waa 2011