Verschenen in Vrije Geluiden no.2, 4 maart 2000
Op weg naar de hemel
Peter Schat: Het componeren van de hemel. Donemus, Amsterdam, f 44,-. ISBN 90-74560-38-5.
'Een groot componist is niet iemand die grote stukken
schrijft, maar iemand die het over grote dingen heeft', schrijft Peter Schat in zijn nieuwe boek
Het componeren van de hemel. Schat doelt met die 'grote dingen' ongetwijfeld op
muzikaal-inhoudelijke onderwerpen, maar hij gaat in dit 'lees-
en leerboek' ook andere gewichtige zaken niet uit de weg.
Kosovo, het millennium, het wezen en de zin van het leven,
architectuur, van Stopera tot Erasmusbrug, Schat heeft er een
mening over. En die deelt hij graag. Zijn boek gaat dus niet
alleen over de componist, maar ook over de mens Schat.
De schrijver komt uit deze bladzijden naar voren als een
sanguinische, strijdbare persoonlijkheid met een smeuïge
stijl, die echter een beetje veel op hetzelfde aambeeld
hamert. De oorzaak is dat Het componeren van de hemel, net als
Schats vorige twee boeken, De Toonklok en De wereld
chromatisch, een niet erg kritisch bijeengelezen bundeling is
van columns, artikelen en lezingen. Daardoor passeren
verschillende denkbeelden meer dan eens de revue, wat een
zekere afmatting in de hand werkt. Zo maakt Schat
herhaaldelijk melding van de theorie dat het menselijk brein
is opgebouwd uit drie compartimenten (als gevolg van het
reptiel-, het zoogdier-, en het mensstadium van de evolutie).
De vierde keer geeft hij daar zelfs een illustratie bij, wat
tegen die tijd echt niet meer nodig is.
Het componeren van de hemel bestaat uit drie delen. In het eerste, Allegro
con brio, giet Schat de fiolen van zijn toorn uit over alles
wat hem niet bevalt in deze wereld. Dat geldt dan met name
muziekcritici vande Volkskrant en de componerende medemens.
Schat heeft zich in de
loop der jaren afgekeerd van het serialisme, dat hij sinds de
val van het IJzeren Gordijn graag vergelijkt met het
communisme. 'Socialisme en serialisme zijn beide uitingen van
een gemechaniseerd wereldbeeld', schrijft hij, 'waarin mensen
en tonen "dingen" worden, manipuleerbare objecten. In het
eerste geval is dat misdadig, in het tweede geval "alleen
maar" onartistiek, maar in beide gevallen gaat het erom mensen
en tonen op een rijtje te krijgen, in de Partij of in de
Reeks.' De vergelijking snijdt hout, maar de wijze waarop
Schat die uitbouwt tot een cultureel vijandbeeld zweemt naar
demagogie.
Later in het boek schrijft Schat: 'Sommigen denken dat
kritiseren hetzelfde is als verwerpen. Geen sprake van.' Dat
lijkt dan in eerste instantie verrassend mild. Tot je beseft
dat dit zelfkritiek is, want Schat heeft het hier over een van
zijn jeugdwerken.
Na de ouverture van filippica's gaat Schat over op een minder
kortademige, positievere toon, en op tijdlozer onderwerpen,
waardoor zijn betoog aanmerkelijk aan diepgang wint.
De kern van het tweede deel is een kort essay, De hemel,
waarin Schat op zeer overtuigende wijze zijn levensbeschouwing
verwoordt, die erop neerkomt dat de hemel en het hiernamaals
slechts op aarde te vinden zijn. Hij illustreert dit denkbeeld
aan de hand van de Egyptische farao's, die op een heel andere
manier voortleven dan ze zich destijds hadden voorgesteld: 'De
hemel waarin Toetanchamon is terechtgekomen bevindt zich op
minder dan twee meter boven de aardkorst en is begroeid met
haar. Een andere hemel is er niet.' Kortom, de mens leeft
slechts voort in de geest van andere mensen, en daarbij speelt
kunst, en speciaal muziek, een belangrijke rol.
Daar gaat Schat vervolgens in het derde, meest omvangrijke,
deel dieper op in. Hij trekt tussen de bedrijven door nog van
leer tegen componist Matthijs Vermeulen ('polymelodische
toonpoliepen') en de set-theorie van Allen Forte ('onmuzikaal
tot in het merg'), maar het hoofdonderwerp is de Toonklok, het
systeem dat Schat sinds 1980 hanteert bij het componeren. Voor
wie notenvoorbeelden en diagrammen niet schuwt biedt het een
zeer verhelderend kijkje in de componeerkeuken, dat eindigt
met een uitgebreide toelichting op het orkestwerk De Hemel uit
1990.
Schat mag het nodige aan te merken hebben op de wereld, hij
stelt er wel degelijk wat tegenover. Want de Toonkloktheorie
is een elegant systeem met een toegankelijke terminologie, al
rijst de vraag of de hiërarchie in de piramides van
drieklanken waartoe Schats sturingsprincipe aanleiding geeft
nog met het blote oor kan worden waargenomen.
In de loop van het boek verwijst Schat een paar maal naar zijn
engelstalige bundel The Tone Clock. Toen ik dat erbij haalde
begreep ik waarom veel stukken in Het componeren van de hemel
me zo ontzettend bekend voorkwamen. De twee boeken overlappen.
Om precies te zijn: wie Schats drie Nederlandse boeken in de
kast heeft staan, heeft The Tone Clock compleet, op een
analyse van de opera Symposionna.
Het orkestwerk De Hemel is op cd verschenen bij het label NM
Classics (NM 92033)
© Frits van der Waa 2007