Verschenen in Vrije Geluiden no.
5, 15 april 2000
Avant garde anno 1330
Terug naar het begin van de veertiende eeuw, aan de hand
van
de Messe de Tournai , ofwel de Mis van Doornik, 19
april
te beluisteren op BBC Radio 3.
Hoe stelt een componist zich muziek voor? Waarschijnlijk in de
vorm van een mentaal toetsenbord waarop je vierentwintig
grote-
en kleine-tertstoonladders met de bijbehorende akkoorden kunt
spelen. Zo leren we dat nu eenmaal. Maar dat is niet altijd zo
geweest. Ooit was er een tijd dat er andere toonladders in
zwang
waren, dat er nog geen harmonieleer bestond en dat er nog geen
klavierinstrumenten waren waarmee een componist zo handig even
kan controleren of zijn noten wel kloppen. Die tijd noemen we
de
Middeleeuwen.
`Middeleeuws' klinkt primitief, maar onderschat ze niet, die
vroege componisten, die tonen op een nieuwe manier met elkaar
combineerden, namelijk door ze niet na elkaar, maar bij elkaar
te
zetten (`componere' in het Latijn). Met die handeling was de
geboorte van de meerstemmige muziek een feit.
De klankvoorstelling van een Middeleeuwse componist moet
anders
zijn geweest dan de onze: muziek was in de allereerste plaats
een
melodische lijn. Gaandeweg ontdekte men hoe de tonen van zo'n
lijn te combineren vielen met andere tonen, en hoe uit die
andere
tonen een nieuwe melodie gewonnen kon worden. Aan dit noten
bij
noten zetten (punctum contra punctum) danken we de term
`contrapunt'.
Theoretici stelden voorschriften op die het verkeer tussen de
stemmen regelden: zo waren de kwint en het octaaf consonant,
maar
de terts aanvankelijk niet. In de praktijk was het vooral een
proces van trial and error, vooral toen de componisten
niet alleen twee, maar ook drie of zelfs vier stemmen met
elkaar
gingen combineren.
De ontwikkeling van de polyfonie, of meerstemmige muziek, nam
een
paar eeuwen in beslag en vond zijn bekroning in de
monumentale,
vierstemmige Messe de Notre Dame van Guillaume de
Machaut
(ca.1300-1377). In zijn gestalte wijst het werk vooruit naar
de
twee volgende eeuwen, waarin de mis het belangrijkste `genre'
was
wat een componist kon beoefenen - zoals dat in later eeuwen
het
geval was met de symfonie. Maar er is een duidelijk verschil,
want een mis is een werk dat een functie heeft in de
kerkdienst.
Een complete mis omvat alle `vaste' gezangen van de room -
katholieke liturgie: Kyrie, Gloria,
Credo,
Sanctus en Agnus Dei. Hoewel de componisten
gewoonlijk allerlei muzikale dwarsverbanden tussen die delen
aanbrachten was zo'n cyclus niet bedoeld om als een
aaneengesloten geheel uitgevoerd te worden.
Mogelijk iets ouder dan de Mis van Machaut is de Mis van
Tournai,
die aldaar in 1862 in het archief van de kathedraal ontdekt
werd,
en vermoedelijk uit de jaren 1330-40 stamt. Maar anders dan
het
werk van Machaut is dit een driestemmige mis, waarvan de
verschillende delen bovendien niet door één
componist zijn geschreven. Daarvoor verschillen ze te veel in
stijl.
Tegelijkertijd is deze compilatiemis daarmee een klinkend
relaas
van de ontwikkeling die de meerstemmige muziek in de loop van
een
halve eeuw doormaakte. Het Kyrie is het meest
archaïsch,
met zijn rigide ritmes. Het daaropvolgende Gloria en
Credo zijn hoorbaar moderner, met hun zoetere
harmonieën en hun lenige, beweeglijke bovenstemmen.
Heel
spannend zijn de hoketus-passages in het Amen
van
het Gloria, waar de bovenstemmen elkaar de noten van
een
tweetonig motief toewerpen, waarbij ze plotseling ook nog eens
overgaan in het dubbele tempo - een kunstje dat later ook door
Beethoven met groot effect is gehanteerd.
Voor onze hedendaagse, door majeur en mineur geconditioneerde
oren doet deze muziek dikwijls vreemd aan, met zijn botsende
samenklanken en eigenaardige akkoordwisselingen. Toch zijn het
geen fouten. Schilderijen uit die tijd gehoorzamen ook niet
aan
de inmiddels ingeburgerde regels van het perspectief, maar
niemand zal beweren dat het schilderwerk niet deugt.
Na het Sanctus en het Agnus, die ons weer
terugvoeren naar hoekiger idiomen uit de 13de eeuw, volgt nog
een
kort Ite missa est, (`Gaat heen, het is gedaan') -
letterlijk een uitsmijter dus. In de Messe de Tournai heeft
dit
deel de vorm van een motet, waarin de drie stemmen niet alleen
een eigen karakter, maar ook een eigen tekst hebben. De tenor
zingt Deo gratias in lange noten, de contratenor een
latijns smeekgebed, en de superius een hoofs liefdeslied op
rijm.
Dit is avant-garde, anno 1330. Tijdreizen blijft een
onmogelijkheid, maar met muziek kom je een aardig eind in de
buurt.
Er is een goede uitvoering op cd van het Ensemble Organum
o.l.v. Marcel Pérès. Harmonia Mundi HMC
901353
© Frits van der Waa 2006