Verschenen in Vrije Geluiden no.6, 29 april 2000
Een eeuwigheid van één minuutje
'Muzikale tijd heeft niets te maken met de gewone klokkentijd,' vindt Louis Andriessen. Hij is een
van de drie componisten die in De Buis van Eustachius (in VPRO's De Avonden) aan het
woord komen over wat tijd voor hen en hun werk betekent.
Tijd heeft een absolute duur, maar kan toch heel lang of heel kort lijken, De tijd vliegt als je
veel om handen hebt, maar kruipt voorbij wanneer je op een trein staat te wachten. En soms kun je
het bijna mystieke gevoel hebben dat de tijd stilstaat, alsof je deel hebt aan de eeuwigheid.
Muziek is bij uitstek de kunst die in staat is dergelijke ervaringen op te roepen. Componisten
denken dan ook veel na over de tijd. Zijn er gereedschappen om de subjectieve tijd te
beïnvloeden? Maakt snelle muziek dat de tijd sneller gaat, of juist niet? Wanneer is een stuk
te lang? Dat is het soort vragen dat de komende weken aan bod komt op Radio 5. Onder de titel
De Buis van Eustachius brengt De Avonden een reeks van drie gesprekken over het
thema 'Tijd in Muziek'. De geïnterviewde componisten zijn Cornelis de Bondt, Louis Andriessen
en Simeon ten Holt. Een logische keus: Andriessen schreef immers in 1981 een grootschalige
compositie, De Tijd; De Bondt is de schepper van
een reeks werken die zich onderscheiden door hun monumentaliteit; en Ten Holt groeide met zijn
eigen type van repetitieve muziek de afgelopen vijftien jaar uit tot
de bestseller onder de Nederlandse componisten.
Hoe logisch deze keus is, ze ligt ook nogal voor de hand. Het is jammer dat de makers van de
serie niet ook te rade zijn gegaan bij componisten als Richard Rijnvos of Jan van de Putte, die
misschien een jaar of wat jonger en iets minder bekend zijn, maar vast en zeker iets te berde te
brengen hebben over dit onuitputtelijke thema.
Voor zowel Andriessen als De Bondt is het dubbele karakter van de tijd haar oneindigheid
tegenover haar kortstondigheid een gegeven dat in al hun muziek een rol speelt, zij het op
een heel verschillende manier.
De Bondt spreekt over tijd alsof het over ruimte gaat. Gevraagd naar het verhaal over 'tijd' dat
hem het meest intrigeert noemt hij De Aleph van Jorge Luis Borges, dat grappig genoeg niet
over tijd gaat, maar over 'het punt waarin alle punten van het heelal zich spiegelen.'
Dit gegeven representeert voor hem de denkwijze van de hedendaagse componist: 'Op het moment dat
je besluit muziek op te schrijven gebeurt er iets met de tijd,' zegt hij. 'De tijd waarin het stuk
klinkt gaat ineens verschillen van de tijd waarin je het bedenkt. Je kunt bij wijze van spreken
een jaar lang over een paar noten denken. Dat moet je op een of andere manier terughoren in de
muziek. En de uiterste consequentie daarvan is dat je bij het opschrijven van één
noot ook meteen de relatie tot alle andere noten weet dat je het stuk als het ware in
één ooropslag overziet.' En dat gebeurt, volgens hem, voor het eerst in de muziek van
Beethoven. 'In zijn vroege pianosonates zie je het al; hij gebruikt dezelfde taal als Mozart en
Haydn, maar tegelijkertijd is hij met iets heel anders bezig. Bij Mozart en Haydn gaat het eerder
om het aan elkaar plakken van kleine segmentjes. Beethovens opbouw is juist synthetisch, of
dialectisch.'
Kreeftgang
Zo componeert De Bondt zelf ook. Zijn stukken hebben een onverbiddelijke, bijna procesmatige
voortgang, waarin alles met alles samenhangt. 'Ik moet zorgen dat het spannend blijft,' zegt hij,
'dat de luisteraar wordt meegevoerd door de tijd. Misschien kun je die inderdaad beïnvloeden,
dus langer of korter laten lijken. Maar de tijd heeft maar één richting. Je kunt niet
terug. Als je muziek achterstevoren speelt, dus in de kreeftgang, neem je dat niet als zodanig
waar. Met beeld kan dat wel, maar in de tijd niet.' Ook voor Louis Andriessen is de tijd
onomkeerbaar: 'Je kunt wel iets spiegelen in muziek, maar dan moet je het herhalen! Dat is heel
raar, maar zo werkt het nu eenmaal. Je herinnert je namelijk iets, en daarmee schiet de tijd terug:
Hé, dat heb ik eerder gehoord, waar was dat ook alweer? Goede componisten houden daar
rekening mee.'
Voor Andriessen hoeft muziek niet grootschalig te zijn om je een gewaarwording van tijdloosheid
te bezorgen: 'Je hebt ook ariaatjes van Bach die drie minuten duren, maar je binnen een minuut op
een soort wolkje zetten. Dan kan zo'n minuutje toch een eeuwigheid duren.'
Gewoon vakwerk
Waarop de meester een waar vertoog afsteekt over klokkentijd en muzikale tijd, die niks met
elkaar te maken hebben, over de begrippen tempo giusto ('Dat gaat natuurlijk over de hartslag')
en rubato ('geroofde' tijd): 'Dat zijn heel technische dingen, dat is het gekke. We kunnen
er heel droomachtig en interessant over doen, maar het is natuurlijk ook gewoon vakwerk.'
En vanzelfsprekend is de waarneming van het verstrijken van de tijd voor een groot deel
afhankelijk van de leeftijd en de culturele bagage van de luisteraar. Dat er mensen zijn die de
Mattheuspassie te lang vinden verbaast Andriessen niets: 'Die ís namelijk veel te
lang, wel drie of vier uur. Stel je voor dat je halverwege naar de wc moet; dat is geen pretje,
terwijl het toch hartstikke mooie muziek is. Maar mijn perceptie is weer anders dan die van een
heleboel andere mensen. Ik vind bijvoorbeeld een symfonie van Mahler al na dertig seconden veel te
lang. Want die man zit aan mijn kop te zeuren over dingen die me geen bal interesseren.'
De luisteraar kan zich desgewenst ervan overtuigen hoe het met zijn eigen tijdsperceptie gesteld
is. Muziekstukken die in de gesprekken genoemd worden zijn in de daaropvolgende dinsdagnacht te
horen in het programma Muziek terwijl u slaapt.
© Frits van der Waa 2007