Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

Verschenen in Vrije Geluiden no.9, 10 juni 2000

Voedsel voor de ziel


In Avondconcert is woensdag 21 juni een concert met drie composities van Peter Schat te horen. 'Ik noem het Triptiek voor onze tijd,' aldus de componist, 'want er is grote behoefte aan gepassioneerde en samenhangende muziek.' Zaterdag 17 juni is Schat overigens te gast in Kopstukken.

Op Oudejaarsavond 1999 lag componist Peter Schat in het ziekenhuis, herstellend van een spoedoperatie na een uit de hand gelopen blindedarmontsteking: 'Ik heb me daar geen moment verveeld,' zegt hij opgewekt. 'Ze hadden me een feestmuts en een toetertje gegeven, en zo lag ik dan naar de televisie te kijken.' Schat heeft de datum van 1 januari 2000 ervaren als een waterscheiding: 'Het geeft een gevoel van opluchting, dat we daar toch doorheen zijn gekomen, door die hele verschrikkelijke twintigste eeuw.'

Niettemin heeft hij alle reden om met voldoening terug te blikken op de achter hem liggende jaren. Sinds 1982, het jaar dat hij zijn Toonklok-theorie formuleerde, componeert hij in de zekerheid dat hij de door het modernisme veroorzaakte breuk met de geschiedenis uit de weg geruimd heeft. De tijd lijkt hem gelijk te geven. Waar critici aanvankelijk smalend gewaagden van 'neoromantiek', verleent Schats streven naar een menselijker en begrijpelijker toontaal hem nu welhaast de positie van een pionier.

'Er zijn altijd weer mensen die zeggen: "Waar blijven nou je navolgers?" Onzin! Ik wil helemaal geen navolgers. Absoluut niet. Ik heb in de jaren '70 en '80 tien jaar lang compositieles gegeven in Den Haag, maar daar ben ik op een gegeven moment mee opgehouden. Wat ik te zeggen had heb ik opgeschreven. En als iemand dan nog vragen heeft hoor ik het wel.'

Schats Toonklok gaat uit van drieklanken. Niet van de gewone do-mi-sol-drieklank, maar van alle mogelijke constellaties van drie tonen. Wanneer je die combinaties tot hun essentie terugbrengt zijn er slechts twaalf basis-'triaden', van nummer een, een uit twee kleine secundes bestaand clustertje, tot nummer twaalf, de opstapeling van twee grote tertsen die men de overmatige drieklank noemt. Bovendien ontdekte Schat tot zijn verrassing dat vier identieke triaden alle twaalf tonen van het octaaf bestrijken. Dit systeem – de twaalf mogelijke onderverdelingen van het octaaf in telkens vier congruente triades – noemt hij de Twaalf Uren van de Toonklok. Er is overigens één uitzondering, het Tiende Uur, dat niet uit vier drieklanken, maar uit drie vierklanken is opgebouwd. Schat beschouwt dit Uur als 'de poort van de diatonische naar de chromatische tonaliteit', en inderdaad is het verminderde septiemakkoord dat hieraan ten grondslag ligt de kameleon van de traditionele muziektheorie.

'Die twaalf triaden zijn echt karakters,' zegt Schat. 'Dat is er zo mooi aan, het zijn echt verschillende sferen.' De ontdekking van dit 'mathematische wonder' was op zichzelf niet nieuw. Maar Schat maakte het wonder werkbaar door het op zichzelf toe te passen. Want de transposities die nodig zijn om de twaalf tonen vol te maken zijn natuurlijk ook in Toonklok-termen te beschrijven. En daarmee wordt de Toonklok – op zichzelf niet meer dan een inventarisering van klanken – een harmonieleer. Want de componist kan de Uren elkaar laten sturen, net zoals componisten van tonale muziek met de verschillende harmonische trappen werken. Alleen is de 'chromatische tonaliteit' zoals Schat het noemt, veel rijker aan verbanden en daarmee aan mogelijkheden.

'De theorie is de theorie,' zegt de geestelijke vader van de Toonklok, 'Wat telt is wat je ermee kunt doen, en dat staat in mijn composities.' Voor Schat is 'samenhang' de kern van de zaak: 'Net zoals tussen mensen en landen is in de muziek het dilemma: samenhang of ondergang. Muziek zonder samenhang – die bestaat natuurlijk ook, denk maar aan de Cage-hoek – is voor mij ten dode opgeschreven. Het kan intellectueel interessant zijn, maar het is geen voedsel voor de ziel, althans niet voor de mijne.'

De chromatische tonaliteit kent geen grondtonen, zoals het klassieke dur-moll-systeem, maar evenmin het gebod om alle twaalf tonen te gebruiken voor je weer verder mag, dat kenmerkend is voor Schönbergs twaalftoonstechniek. 'Het is meer zoals planten groeien, of bamboestengels, van de ene knoop naar de andere,' zegt Schat. 'Je kunt doeltonen creëren, maar dat hoeft geen grondtoon te zijn. Ik stuur in het algemeen met het oog op het chromatisch totaal, want als je dat niet doet waaien er al gauw diatonische geurvlagen doorheen. Als je die twee tonaliteiten door elkaar haalt wordt het een beetje soepig. Maar het kan heel goed. Want de ene bevat de andere. In mijn opera Symposion heb ik met het grootste gemak een paar citaten van Tsjaikovski kunnen invoegen. Vroeger, in de tijd van de seriële muziek, werkte dat altijd als een breuk.'

Hoewel het pad dat naar de opvoering van Symposion leidde indertijd bezaaid was met voetangels en klemmen, zint Schat al geruime tijd op een nieuwe opera: 'Opera is eigenlijk altijd de voorhoede geweest van de muziek, sinds de Orfeo van Monteverdi. Maar in de twintigste eeuw is de opera er tamelijk bekaaid afgekomen. Ik vind dat significant. Een opera kan niet zonder verhaal, zonder een voorwaartse dynamiek. En die kan de chromatische tonaliteit leveren.'

Maar het zoeken naar een geschikt libretto valt niet mee: 'Ik heb al twee heel interessante onderwerpen afgeschreven. Wat ik eigenlijk zoek is een vrouwelijke Falstaff: een tof wijf dat niet deugt, maar waar het toch goed mee afloopt. Dat zou ik graag als onderwerp hebben. Maar met al die toffe slechte vrouwen uit de literatuur loopt het altijd slecht af, omdat die boeken door mannen geschreven zijn. Maar ik blijf zoeken.'

En intussen componeert hij onverdroten voort. Aan een stuk voor viool en piano, dat in oktober moet worden uitgevoerd tijdens een speciaal Schat-concert in Rotterdam. En onlangs voltooide hij zijn Derde Symfonie, opus 45, die volgend jaar bij het Concertgebouworkest zijn première zal beleven: 'Ik schrijf de laatste jaren vooral voor orkest. Het orkest is het werelddorp in de muziek. Maar ik heb het altijd uitgebreid.' Al jaren geleden fantaseerde Schat over de mogelijkheden van een chromatisch (dus Westers) gestemde gamelan. Toen hij hoorde dat componiste Sinta Wullur zijn visioen verwezenlijkt had was het besluit snel gevallen: de Derde Symfonie is geschreven voor symfonie-orkest en gamelan.

Ook in Een Indisch Requiem, dat samen met De Hemel en Etudes in het Holland Festival wordt uitgevoerd onder de titel Triptiek voor onze tijd, had Schat de klank van de gamelan in zijn hoofd, maar kon die alleen maar suggereren. De drie werken, ontstaan tussen 1990 en 1995, zijn gecomponeerd tegen de achtergrond van de grote gebeurtenissen van deze eeuw. 'Politieke kunst vind ik heel vervelend,' zegt Schat. 'Maar een werk kan heel goed een politieke impuls hebben. Het Indië-syndroom, het bloedbad op het Plein van de Hemelse Vrede, de val van de Berlijnse Muur, dat heb ik allemaal zelf meegemaakt. Dat komt er vanzelf in.'

Tegelijkertijd gaan alle stukken over Orpheus: 'Dat is een heel wezenlijk thema. Het is eigenlijk de oermythe van de kunst: de kunst die de dood overwint. De Etudes gaan over Orpheus als lierspeler, met de piano als lier. Het Indisch Requiem gaat over Orpheus als zanger, over de klacht. En De Hemel, dat oorspronkelijk bedoeld was als een balletcompositie, gaat over Orpheus als danser. Dat is geen vooraf uitgedacht plan, maar toen ik terugkeek zag ik het verband tussen die stukken. Ja, dacht ik, dat is een mooie triptiek. Kijk, als Mahler het publiek een avond lang op het puntje van zijn stoel kan houden, wil ik het ook wel eens proberen.'

Avondconcert. Woensdag 21 juni, Radio 4, 20.02 uur.


© Frits van der Waa 2007