Verschenen in Vrije Geluiden no.9, 10 juni 2000
Bang voor de buren
Jeanine Landheer: Anna Cramer - mythe en werkelijkheid. (149 pagina's, illustraties, muziekvoorbeelden; paperback).
Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis & Maatschappij tot Bevordering van
de Toonkunst. ISBN 9 063 75179 6 / f 35,-
Anna Cramer: Liederen. Rachel Ann Morgan, sopraan, en Marjès Benoist, piano. Globe GLO 5128
Een vergeten componiste kun je Anna Cramer nauwelijks noemen, want ook tijdens haar leven genoot
ze nauwelijks enige bekendheid. De schaarse biografische gegevens die tien
jaar geleden beschikbaar waren, bij de (her)ontdekking van haar muziek, prikkelden de verbeelding.
Aan het begin van de eeuw was ze een jonge, getalenteerde componiste die een zeker bescheiden
succes boekte. In 1960 was ze een verwaarloosde oude vrouw die, zoals enkele kranten berichtten,
uit haar huis gehaald moest worden omdat ze 'op kranten en muziekpapier slaapt en geen gebruik
maakt van het toilet.'
De kwaliteit van Cramers liederen stond als een paal boven water. Verrassende harmonische
wendingen, onverwacht intredende dissonanten en een op de spits gedreven expressie bestempelden
haar tot een componiste die in haar tijd tot de voorhoede behoorde.
Dat alles noodde tot speculaties. Cramers ontdekker, de in 1995 overleden violist en verzamelaar
Willem Noske, was daar indertijd niet zuinig mee. Hij schilderde de componiste als een miskend
genie, en ging er voetstoots van uit dat de G.G.D. in 1960 een groot deel van haar oeuvre bij het
vuilnis had gezet.
Geboeid door de Cramer-vertolkingen van sopraan Rachel-Ann Morgan, die in 1994 op cd verschenen,
vatte musicologe Jeanine Landheer het plan op Cramers levensloop naderte onderzoeken. Er kwam een
scriptie van, die bekroond werd met een prijs, en daarvan kwam een boek, dat vorig jaar is
uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Muziekgeschiedenis.
Mythe en werkelijkheid luidt de ondertitel van het werk, ietwat pretentieus wellicht,
want het levensverhaal van Anna Cramer is nog steeds goeddeels in nevelen gehuld. Niettemin is
Landheer er redelijk in geslaagd het kaf van het koren, ofwel de fictie van de feiten te scheiden.
Haar stijl is misschien niet zo meeslepend, maar het boek leest als een trein, of beter gezegd als
een detective. Wat het in zekere zin ook is.
De schrijfster begint haar relaas met Cramers postume herontdekking, die onder andere zijn beslag
kreeg in een concert tijdens het Holland Festival van 1990, dat drie jaar later werd gevolgd door
Wies Merkx' dansvoorstelling De laatste Dans, waarin Cramers (vermeende) besluit om na
negatieve kritieken met componeren te stoppen een centrale plaats innam.
Vervolgens duikt Landheer het verleden in, en voert de lezer mee in haar speurtocht, die
overigens herhaaldelijk de mededeling bevat dat er op die-of-die plek niets te vinden is. Daar
kunnen toekomstige Cramer-gravers hun voordeel mee doen.
Dat Anna Cramer op 15 juli 1873 geboren werd, van 1895 tot 1897 aan het Amsterdams conservatorium
studeerde en vervolgens naar Berlijn trok, waar haar eerste twee liederenbundels werden uitgegeven
was bekend. Landheer pluist het verder uit, wat onder andere uitmondt in een beschrijving van de
kritieken die Cramers liederen oogstten, en die grosso modo helemaal niet zo onwelwillend
waren.
Vervolgens leidt het spoor naar München, waar de componiste van 1907 tot 1925 woonde.
Karakteristiek detail: Cramer gaf bij de burgerlijke stand stelselmatig een te lage leeftijd op. In
1909 trad ze nog op als begeleidster van haar eigen werk in een aantal Nederlandse steden. Daarna
schijnt ze inderdaad het podium vaarwel gezegd te hebben. Maar stoppen met componeren deed
ze niet. Met name in de jaren 1925-1930, toen
ze in Wenen woonde, legde ze een grote creativiteit aan de dag. Dat was mede te
danken aan haar samenwerking met de zanger/schrijver/componist Walter Simlinger (1889-1976), met
wie ze tot op hoge leeftijd zou blijven corresponderen. Behalve een aantal liedteksten leverde
Simlinger haar de libretto's voor twee opera's, waarvan het merendeel slechts als piano-uittreksel
bewaard is gebleven.
Cramer heeft al die tijd blijkbaar in haar levensonderhoud voorzien met het geven van
pianolessen, en werd bovendien financieel gesteund door haar moeder. In 1930 ging het fout. De
inmiddels 57-jarige componiste werd opgenomen in een psychiatrische kliniek. Ze verwaarloosde
zichzelf en leed aan achtervolgingswanen. Begin 1931 werd ze teruggestuurd naar Nederland,
naar haar moeder in Baarn.
Ze had nog ruim 37 jaar te leven. Tussen 1930 en 1947 zette ze, naar eigen zeggen, geen noot
op papier, en hield zich daarna kennelijk hoofdzakelijk bezig met revisies van haar oudere werk. Na
de dood van haar moeder in 1934 woonde ze twaalf jaar aan de Bloemgracht in Amsterdam, en verhuisde
vandaar naar het huis aan de Fokke Simonszstraat dat ze in 1960 gedwongen zou verlaten.
Een belangrijk gegeven is dat Anna Cramer op 4 juli 1958 een deel misschien wel het
merendeel van haar composities liet opslaan in een bankkluis, uit angst voor
haar bovenburen, die haar bespioneerden en het volgens haar op haar leven gemunt hadden (wat,
curieus genoeg, iets te maken zou hebben met haar enige gedocumenteerde eigenaardigheid, de
gewoonte een verkeerde geboortedatum op te geven).
De overlevende getuigen spreken elkaar in menig opzicht tegen, en het vermoeden rijst dat die
bovenburen in elk geval onaangename mensen waren. Maar dat Anna Cramer in 1960 werd opgenomen op
de afdeling voor demente bejaarden van een Blaricums verpleeghuis zal niet voor niets zijn geweest.
Daar overleed ze in juni 1968, bijna 95 jaar oud.
De inhoud van de bankkluis kwam ten slotte in het bezit van het Haags Gemeentemuseum, en werd
daar pas in 1986 weer uitgehaald door de snuffelaar Willem Noske.
Landheers analytische bespreking van Cramers muziek is aanmerkelijk stroever geschreven dan het
biografische gedeelte. Maar dat doet er niet werkelijk toe: de nieuwsgierig geworden lezer kan
immers altijd terugvallen op de Globe-cd die Landheer op het spoor van deze bijzondere componiste
gezet heeft.
© Frits van der Waa 2007