Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

Verschenen in Vrije Geluiden no.17, 30 september 2000

Trillers en mordenten, met of zonder voorslag


Martin Spaink verzorgt in De wandelende tak van 2 oktober een rondleiding in de wondere wereld van het kunstfluiten. 'Het gaat niet om het kunstje, het gaat om de muziek.'

'Ik heb altijd muziek in mijn hoofd,' zegt Martin Spaink. 'Men denkt ook altijd dat ik heel vrolijk ben, want onder het wandelen of op de fiets ben ik altijd aan het fluiten of aan het zingen.' De 39-jarige Spaink leidt een eigenaardig dubbelleven, als meubelmaker (bezoldigd) en als muzikant (veelal onbezoldigd). Hij houdt zich intensief bezig met middeleeuwse en Indiase muziek, maar Bach is voor hem het begin en het einde. 'Vooral de Suites voor cello solo en de Sonates en partita's voor viool solo vind ik volstrekt fascinerende muziek. Ik heb een tijdje geprobeerd om barokviool en -cello te leren spelen, en dan zat ik tussen de strijk- en vingeroefeningen door telkens weer stukjes Bach te spelen. Dat zat gewoon in mijn hoofd. Dan ging ik ergens heen op de fiets en vroeg me af: "Die prelude uit de tweede suite, hoe ging die ook alweer precies?" Dat probeerde ik dan te fluiten, en als ik thuis kwam pakte ik de partituur erbij om te kijken hoe het was. Op een gegeven moment krijg je dan een soort flux de bouche, een bepaalde bedrevenheid in het mooi fraseren, en in het fluiten van allerlei trillers en mordenten, met of zonder voorslag, de hele barokke trukendoos.'

Zo heeft hij zich in de loop der jaren de tong-, kaak-, en wangbehendigheid verworven die nodig is om Bachs solowerken voor viool en cello te fluiten. Uit het hoofd. 'Het gaat mij niet om het kunstje,' benadrukt hij, 'het gaat mij om de muziek. Via het fluiten kom ik heel veel dichter bij de muziek. Wat me speciaal in deze stukken zo aanspreekt is dat het complete muziek is, zonder begeleiding van een bas of een klavecimbel. Alles zit erop en eraan en je mist niks. Er zit zelfs nog meer in dan er staat, je moet ook bij het luisteren zelf flink meedoen. Het is dus muziek over muziek.'

Als hij in goede vorm is heeft Spaink een bereik van bijna drie octaven. De cellosuites fluit hij gewoon een octaaf hoger; bij de vioolsonates en -partita's moet er enig transponeerwerk aan te pas komen. Lastiger zijn de verschillende dubbelgrepen, want de muziek is dan wel senza basso, maar niet eenstemmig. 'Vooral in de vioolstukken zijn vele delen zuiver tweestemmig. Dat kun je natuurlijk niet precies zo doen als het er staat, dus daar moet je een arpeggio maken. Je begint dan met de toon van de onderstem, en als je die kort en stevig neerzet, liefst in een ruimte met een beetje akoestiek, kom je een heel eind. Je moet wel heel goed in de gaten houden: wat is het onderlijntje en wat het bovenlijntje? Het zijn geen akkoorden, het is polyfonie, dus lineair.'

Hoewel hij niet 'ingefloten' is geeft hij op verzoek een korte demonstratie waar ik als doorsnee-fluiter bepaald van ophoor. Messcherpe trillers, complete gebroken akkoorden, en temidden daarvan zowaar een heldere, vloeiende melodielijn. Anders dan sommige andere kunstfluitcrs fluit Spaink op de huis-, tuin- en keukenmanier, zonder zijn handen te gebruiken. 'Dikwijls maak ik wel strijkende bewegingen in de lucht,' zegt hij. 'Dat helpt ook bij de articulatie en de frasering.'

Bach zou ongetwijfeld vreemd opgekeken hebben van deze vertolking, toch beschouwt Spaink zijn interpretatie als 'historisch geïnformeerd'. Voor hij in september vorig jaar afreisde naar Canada om deel te nemen aan de Wereldkampioenschappen Kunstfluiten ging hij uitvoerig te rade bij zijn grote voorbeeld, cellist Anner Bijlsma. 'Ik had wel een beetje de zenuwen, ik had nog nooit echt voor publiek gefloten. Ik miste mijn fiets, zeg maar.'

Zijn verblijf in Canada was Spainks eerste echte kennismaking met de wondere wereld van het kunstfluiten. 'Het is een rare vogelkooi waar je dan in belandt,' vertelt hij. 'Het gaat daar vooral om minder serieuze muziek, meer vermaaksmuziek eigenlijk. En ik kwam daar heel serieus Bach fluiten, en een Indiase raga die ik gecomprimeerd had en waarbij ik mezelf op de tanpura begeleidde. Het was muisstil, moet ik zeggen. Maar ik kon wel zien dat de jury dacht: Dit is heel knap, maar wat moeten we hiermee? Als ik het op een viool gespeeld had, hadden ze zich waarschijnlijk ook afgevraagd: Moet er geen piano bij? De meeste deelnemers werken namelijk met een begeleiding op een bandje, en sommigen fluiten daar dan met een heftig zingende zaag-vibrato hun deuntjes overheen. Al waren er ook mensen bij die echt goed konden fluiten, een jongen van zeventien jaar bijvoorbeeld, die aan het trainen is om operazanger te worden. Die floot onder andere de aria van de Königin der Nacht uit Die Zauberflöte. Dat deed hij met ware doodsverachting.'

In De wandelende tak van 2 oktober zal Spaink naast opnamen van hemzelf ook muziek van verschillende WK-deelnemers laten horen. 'Verder is er een Indiase whistle wizard, Kala Sivaprasad, die aan het eind van de jaren '70 een aantal grammofoonplaten heeft volgespeeld met een heel ensemble. Compleet volwassen Zuid-Indiase muziek. En we zijn nog op zoek naar opnamen van een zekere Ron McCroby, die een flinke partij jazzmuziek kan fluiten. Eigenlijk weet ik niet zo goed hoe het zit met kunstfluiten in andere landen en culturen. Ik heb me laten vertellen dat er ook een fluittaal bestaat. Op La Palma, een van de Canarische Eilanden.'


© Frits van der Waa 2007