Verschenen in Vrije Geluiden no.19, 28 oktober 2000
Dufays muziek als een kauwgumpje uitgerekt
In het Matinee-concert van 28 oktober klinkt de wonderlijke combinatie van Guillaume Dufay en Pierre
Boulez. Ron Ford bewerkte een ballade van Dufay, als bruggetje tussen twee componisten die meer dan
500 jaar schelen. Te horen in het Avondconcert van 1 november.
'Toen Jan Zekveld, de programmeur van de Matinee, mij vroeg om iets te doen met de muziek van Dufay
heb ik meteen gezegd dat ik niet netjes een bewerking wilde maken,' vertelt componist Ron Ford.
'Een stuk van Dufay krijgt geen toegevoegde waarde wanneer ik daar wat instrumentale kleuren op
plak. Bovendien komt het Huelgas Ensemble er achteraan, en die doen Dufay zoals het moet, dus het
heeft helemaal geen zin om dat "mooi" te maken. Als je een stuk gaat schrijven moet je toch proberen
iets te maken wat er nog niet is.'
Ron Ford (41) heeft wat met oude muziek dat wil zeggen, met de échte oude muziek,
die van voor 1600. Het was een van de redenen dat hij in 1983 van North Carolina naar Amsterdam
verhuisde. Het belangrijkste was natuurlijk dat er hier voor een jonge componist wat op te steken
viel bij ondogmatische compositiedocenten als Louis Andriessen en Robert Heppener, maar dat
Nederland een vooraanstaande plaats innam op het gebied van de oude muziek legde zeker gewicht in
de schaal.
Die liefde klinkt ook door in de ruim zeventig muziekstukken die Ford sedertdien heeft
geschreven. Oudfranse titels als Can vei la lauzeta mover verwijzen naar de muziek van
trouvères en troubadours. Ook grijpt Ford herhaaldelijk terug op het werk van de Middeleeuwse
dichter-componist Guillaume de Machaut, een van zijn favorieten.
Maar de confrontatie met het werk van de grote Renaissance-componist Guillaume Dufay (ca.
1400-1474) is nieuw. Het Matinee-concert van 28 oktober, uit te zenden op 1 november in
Avondconcert, belooft een intrigerende luisterervaring op te leveren. Het Nieuw Ensemble
speelt dan twee werken van Pierre Boulez (Eclat en de Nederlandse première van Sur
Incises). Daarnaast treedt het Huelgas Ensemble aan met isoritmische motetten van Dufay. Als
trait d'union tussen twee muzikale werelden die een half millennium uit elkaar liggen
fungeert Fords Dufay-bewerking Invidia Nimica (vrij vertaald: "Vijandige Afgunst").
'Het was wel even zoeken,' zegt Ford. 'Ik vind Dufay een schitterende componist, maar zijn
stukken lijken wel veel op elkaar. Toen kwam ik dit stuk tegen, Invidia Nimica. De muziek is
even mooi, maar de tekst is anders dan anders. Het gaat namelijk over jaloezie, over afgunst. De
Afgunst wordt als een persoon voorgesteld, die eropuit is om een relatie kapot te maken. Maar die
narigheid hoor je niet terug in de muziek. "Daar kan ik iets mee," dacht ik.'
Als voorproefje zet hij een cd op. Vedel-, harp-, en zanglijnen verenigen zich tot zoetvloeiende
harmonieën. Dit is honderd procent Dufay, er zit geen noot van Ford bij. Maar op den duur
wordt de klank gruiziger, vol vreemde voorafschaduwingen en haperingen, steeds statischer en steeds
langgerekter.
'Dit is alleen nog maar de bandpartij,' legt Ford uit. 'Het is een opname van het Medieval
Ensemble of London die langzaam wordt uitgerekt, als een kauwgumpje. Mijn collega Guido Tichelmans
en ik hebben drie dagen in de studio gezeten om dat voor elkaar te krijgen. Het is gedaan met een
nieuw programma, Hyperprism. Het wordt steeds langzamer, maar met behoud van toonhoogte, wat
vroeger niet kon. De computer moet dat allemaal invullen met duizenden samples. Je hoort dan ook
dat hij vreselijk hard aan het werk is.'
Tegenover de band komt een instrumentale laag voor het Nieuw Ensemble, dat een tot harmonische
veldjes uitgerekte versie van Dufays muziek speelt. Daarin blijft het tempo constant, zodat deze
laag, aanvankelijk de langzaamste, uiteindelijk de snelste wordt. 'Voor de spelers van het Nieuw
Ensemble zijn dit misschien niet de meest interessante partijen,' erkent Ford. 'Maar ik vind
eigenlijk dat het Nieuw Ensemble van andere componisten genoeg drukke partituren krijgt. Het was
altijd al mijn wens om een wat spaarzamer stuk voor hen te schrijven, een stuk met een lange adem.
Dus dit kwam erg goed uit.'
Veertig met noten beschreven A4-tjes liggen voor hem op tafel. 'Het scheelt natuurlijk dat het
gegeven vast ligt,' zegt Ford. 'Verder probeer ik altijd een aanleiding uit de muziek te vinden
voor wat ik nodig heb. Ik laat mijn eigen noten tegen me praten, ze vertellen me wat ze willen.' Zo
weet hij nu al precies waar de hobo, die buiten de zaal staat opgesteld, gaat inzetten, al moet hij
die partij nog componeren.
'Dat stond voorop,' vertelt Ford. 'Die hobo is de afgunst. Die gaat een ontzettend nare solo
spelen, die ogenschijnlijk niks met het stuk te maken heeft. Er is één noot die in
het stuk van Dufay niet voorkomt, en dat is de cis. Dus daar begint hij mee. En dat in een stuk in
C, dat gaat behoorlijk wringen. Een beetje zoals in The Unanswered Question van Charles Ives.'
Als ik opper dat op die manier de schoonheid van de muziek enigszins verloren gaat kijkt Ford
verbaasd: 'Vind je dat? Het is natuurlijk maar wat je mooi vindt. En het is mij als ik eerlijk moet
zijn niet zozeer begonnen om het mooie, maar om er een ander accent aan te geven. Als niet-dode
componist moet je toch iets doen waardoor mensen op de punt van hun stoel gaan zitten. Het leuke
hieraan is dat het iets bekends heeft en tegelijkertijd iets avontuurlijks. En als dat een stuk
blijkt te zijn, is dat mooi. Dat is een ander soort mooi, maar ik ben ook niet Dufay.'
Avondconcert. Woensdag 1 november, Radio 4, 20.02 uur
© Frits van der Waa 2007