de Volkskrant van 21 december 1984, Kunst, recensie
Delta Ensemble blinkt uit door evenwichtig samenspel
Concert: "There's music along the river": nieuwe liederencycli van Wim de Ruiter, Alex Manassen en Daan
Manneke. Uitvoerenden: Delta Ensemble o.l.v. Ernst van Tiel. Soliste: Djoke Winkler Prins, sopraan.
Plaats: De IJsbreker, Amsterdam.
Veel eigentijdse componisten bevinden zich in een fase van consolidatie waarin teruggegrepen wordt naar
het verleden. In vocale werken is die ontwikkeling ook te beluisteren in de tekstkeuze. De tijd dat de
fragmentarische teksten van e.e.cummings alom getoonzet werden ligt achter ons: de componisten zoeken
weer naar teksten waar een duidelijke kop en staart aan zit.
Zo heeft Daan Manneke zijn liederencyclus Chamber Music gebaseerd op teksten uit de
gelijknamige dichtbundel van James Joyce, uit 1907. Deze poëzie lijkt geïnspireerd op de
Ierse volkskunst. In de wat melancholieke schilderingen van natuur en emotie staat eenvoud voorop.
Niets doet nog denken aan Joyce's latere acrobatische taalexperimenten in Ulysses en Finnegans
Wake.
Manneke hanteert in zijn muzikale interpretatie een wat gewilde tegenstelling tussen "mooi" en
"lelijk": zwoele melodische weefwerkjes contrasteren heftig met de gestoten klanken van een weinig
geslaagde Strawinsky-imitatie. Met de koraalmelodie Aus tiefer Not schrei ich zu Dir en
toespelingen op de muziek van John Dowland wordt de band met het verleden bevestigd. Ook het concept
van de cori spezzati (contrasterende instrumentale blokken) is ontleend aan de vocale muziek van
omstreeks 1600. Helaas kwam dat aspect in deze uitvoering onvoldoende tot zijn recht, doordat de twee
groepen musici niet tegenover elkaar, maar frontaal in twee rijen waren opgesteld.
Heterogeen
Merkwaardig genoeg ligt in de zesdelige cyclus het meeste gewicht op het instrumentale derde deel,
een miniatuur-pianoconcert. Toch is Manneke er in geslaagd uit zijn heterogeen materiaal een fraaie
muzikale architectuur op te bouwen.
Ook in de teksten van Wim de Ruiters Five Songs on poems by Emily Dickinson staan lyriek en
natuur centraal. De Ruiter weet evenals Manneke in eigentijdse idiomen op ongedwongen wijze tonale
verbanden te suggereren. Maar hier en daar heeft hij zich echter te zeer door experimenteerdrift laten
meeslepen. Dat komt de structuur van het totaal niet ten goede. Eén deel wordt overheerst door
ijverig getrommel op de strijkinstrumenten; een ander fragment eindigt na een prachtig duet voor stem
en altviool in een bijzonder flauwe jazz-achtige passage. Die uitschieters benemen enigszins het zicht
op de overige delen, waarin De Ruiters vakmanschap wel degelijk tot zijn recht komt, met name in de
uitgekiende instrumentatie en de dosering van dynamiek en ritme.
De kwaliteit van de stukken werd echter nog overtroffen door de uitvoering van het Delta Ensemble,
dat werkelijk uitblonk in evenwichtig samenspel en klankschoonheid. Het aandeel van sopraan Djoke
Winkler Prins droeg daar in niet geringe mate toe bij. Zij gaat met haar stem om alsof het een
instrument is. Weliswaar werkt die benadering een zekere onderkoeldheid in de hand, maar de
vanzelfsprekendheid waarmee haar timbre zich mengt in de klank van het ensemble compenseert dat
ruimschoots.
Met het Sextet van Alex Manassen, gevormd door de twee instrumentale delen uit zijn nog
onvoltooide Songs and Interludes, werden deze twee nieuwe liederencycli van een boeiend
tussenspel voorzien. Ook in dit complexe stuk met zijn vele ritmische verschuivingen en contrastrijke
effecten manifesteert zich de grote technische vaardigheid die geleidelijk aan het handelsmerk van de
Nederlandse componisten lijkt te worden.
© Frits van der Waa 2006