Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 21 december 1984, Kunst, interview

Eén harpsnaar een kwarttoon te hoog

De elegante weerbarstigheid van Guus Janssen

De harp staat voor super-esthetiek. Toch slaagt componist Guus Janssen erin aan het instrument af en toe een smerig geluid te ontlokken. Hij heeft een voorkeur voor ontsporingen, één valse toon per compositie. 'Toen ik een jaar of vijftien was, liet ik An der schönen blauen Donau uit de hand lopen.'

Pianist en componist Guus Janssen (33): 'Het kost altijd heel veel tijd voor ik zelf weet wat de precieze waarde van een nieuw stuk is. Daarom overrompelde die prijs voor Temet me een beetje. Ik had nog dingen veranderd, niet zo lang geleden. En er zijn oudere stukken, waarvan ik zelf het gevoel heb, dat ze sterker zijn. Maar misschien heb je die onzekerheid alleen over je eigen werk en kan iemand die er onbevangen naar luistert het beter beoordelen.'

Janssen werd onlangs de Matthijs Vermeulen Prijs toegekend voor zijn aan het Gijsbrecht van Aemstel Kwartet opgedragen compositie Temet. Een voorlopige bekroning van zijn gecomponeerde werk, nadat hij in 1981 de Boy Edgar Prijs had gekregen voor zijn activiteiten als improviserend musicus. Temet is een kort stuk voor de bescheiden bezetting van harp, fluit, viool en cello. De onderscheiding onderstreept het toegenomen belang van de kamermuziek, aldus het jury-rapport, dat zijn waardering uitspreekt voor de 'beknoptheid en elegante tegendraadsheid' van Janssens werk.

Janssens oeuvre begint een behoorlijke omvang aan te nemen. Na het bekroonde werkstuk voltooide hij inmiddels Wandelweer voor drie gitaren; verder zitten er stukken voor basklarinettist Harry Sparnaay en het Nederlands Rok Ensemble en theatermuziek voor Teo Joling in de pen. Begint de componist Janssen de improvisator te overvleugelen?

'Nee, zeker niet. Ik vind dan ook dat bepaalde termen uit het jury-rapport – bloemrijk onder woorden gebracht, mag ik wel zeggen – even goed gelden voor mijn geïmproviseerde muziek, zelfs wel meer. Bovendien beïnvloeden die dingen elkaar, In improvisaties kom ik vaak terug op ideeën uit gecomponeerde stukken, en andersom.'

Wat in al je werk opvalt, is een voorkeur voor ontsporende processen: het vastlopen van de muziek, wringende overgangen.

'Als je bijvoorbeeld de Engelse gitarist Derek Bailey neemt, voor hem is improviseren het uithakken van erts. Het is allemaal ruw materiaal. Daarom levert hij het ook per uur af. Ik houd me met bijna het andere uiterste bezig: ik probeer al improviserend diamantjes te slijpen. Maar tegelijkertijd beschouw ik ook het mislukken als belangrijk voor improviseren. Het feit dat je door een dal moet, dat vind ik niet de leukste momenten, maar belangrijk zijn ze wel. Juist de dingen die op je tenen, op hete kolen gemaakt zijn; het afgrijselijke, alleen maar rondhollen op zoek naar een gat in de plint waarlangs je weg kunt. Het gekke is, dat die momenten na afloop vaak een soort schoonheid kunnen hebben die je zelf ter plekke niet vermoedde.'
'Die dalen zijn ook van belang omdat ze je dwingen vanuit een noodsituatie een heel verre sprong te maken, waardoor gebieden worden aangesproken die je niet kent van jezelf. Dat is vrij onbehaaglijk, maar ik ga het niet uit de weg. Het kan materiaal opleveren dat ik een paar jaar later in een compositie terugvind; iets wat ik nooit had gevonden als ik alleen maar thuis aan de schrijftafel was gaan zitten. Wat dat betreft beschouw ik componeren als een hypocrietere bezigheid dan improviseren, want als ik daarbij in een dal raak ga ik gewoon een mooie wandeling maken of een broodje eten.'

Toch breng je in je composities die 'dalen' met opzet aan.

'Dat heeft me al van oudsher bezig gehouden, zelfs in mijn eerste stukjes. Toen ik een jaar of vijftien was, liet ik An der schönen blauen Donau uit de hand lopen, om maar iets te noemen. Maar in mijn composities is het iets anders: dan is het bewust, gesimuleerd. Dat is ook in Temet het geval: één harpsnaar is een kwarttoon te hoog gestemd. Het stuk begint met een octaaf-figuur, waar vervolgens een valse toon in komt en waardoor het vanuit dat behaaglijke octaven-spel via een ongelooflijk gewring naar een volgende toon op weg gaat. Dat klinkt echt zoekerig en dat hoor je ook in het ritme: de harp begint te struikelen in de kwarttonen, maar als hij de nieuwe toon heeft gevonden is er weer een vast ritme. Dat is zo'n dal, dat hanteer ik bewust en dat werkt heel mooi.'
'Het is een octaven-lied, zou je kunnen zeggen, maar steeds net niet, het zijn bijna-octaven. Daarom heb ik het Temet genoemd. Mensen denken vaak dat het een Turks woord is, maar het is gewoon plat Hollands voor 'bijna'. Een klein eerbetoon aan mijn geboortestreek Kennemerland.'

Je geeft je stukken vaak bijzondere titels.

'Dat is vaak een lijdensweg. Ook bij Temet heeft het heel lang geduurd. Ik vind het belangrijk dat titels goed bij stukken passen. Het rare is dat het vinden van een titel bij mij gepaard gaat met een diepgewortelde schaamte. Met Temet heb ik het nu nog: het gevoel dat zo'n titel helemaal niet kán. Hoewel hij voor buitenstaanders vreemd blijft, merk je op den duur dat hij past, dat hij begint te werken. En dan ben ik er ook veel tevredener mee, dan wanneer ik iets Capriccio nummer zoveel noem.'

Wat voor opdracht stel je jezelf bij het componeren?

'Ik stel per stuk een andere vraag, ik ben niet bezig met het ontwikkelen van een toonklok. Maar ik wil niet iets maken dat zich volledig laat invoegen in een historisch kader. Bijvoorbeeld het strijkkwartet Streepjes: dat genre is een gesloten boek. Na Bartók is het eigenlijk gebeurd, op een enkele uitzondering na, Cage bijvoorbeeld. Dus heb ik geprobeerd in de marge toch een strijkkwartet te maken, en bij Streepjes is dat heel goed gelukt, vind ik zelf. Het idee om bijna alleen flageoletten te gebruiken bleek het ei van Columbus. Een ongelooflijk smalle doorgang, en toen ik daar doorheen was ging het verder heel snel. In Temet was dat anders, dat was voortdurend zoeken en denken, en dat hoor je ook in zo'n stuk. Daar houd ik ook van, een zekere ploegerigheid. Maar tegelijkertijd blijkt het op een bizarre manier vrolijk te zijn.'
'Ik heb ook iets met die harp. Op de een of andere manier vind ik het een raar instrument, zo elegant. Ik moest dus een oplossing bedenken voor de super-esthetische kant van de zaak. Die kwarttonen was een middel, maar de harp heeft een klankkleur die ook dat tot iets moois maakt. Als je het pedaal half indrukt krijg je een kletterend effect, het rammelen van de snaren tegen de pinnen. Zelfs dat klonk heel esthetisch. Toen kwam ik op het idee het heel ritmisch te doen, en dat bleek een vies, heel vuil geluid op te leveren. De twee strijkers imiteren dat geluid door extra druk op de strijkstok te zetten. Het vervreemden van de harp was een voorwaarde om dat stuk te kunnen maken.'

Behalve een zekere weerbarstigheid hebben je stukken ook een opmerkelijke bondigheid gemeen. Vanwaar die voorkeur voor korte stukken?

'Ik denk dat ik de lange vorm niet nodig heb voor wat ik wil zeggen, en dat geldt ook voor improvisaties. Louis Andriessen spoort me al jarenlang aan om nu ook eens een langer stuk te proberen, maar dan denk ik: wat is tijdsduur in muziek? Timing is heel belangrijk. Omdat ik componeer denk ik voortdurend na over timing: hoe plaats ik iets in een grotere context. Daarom vind ik Thelonious Monk zo'n grootmeester, omdat het bij hem binnen zestien maten gebeurd is. Ik heb er nog acht minuten voor nodig, maar tegenwoordig zie je veel componisten die het een uur kost en dan denk ik: geef mij die zestien maten van Monk maar. Om dezelfde reden vind ik de sonates van Haydn heel bijzonder: de kleine vorm waarin alles verteld wordt. Ik houd niet van grootspraak, en als een stuk heel lang duurt krijgt het vaak iets blufferigs.'

Zijn streven naar beknoptheid roept nogal verschillende reacties op: 'Omdat ik op twee terreinen bezig ben bezorgen de kritieken mij nogal eens verrassingen. De ene keer wordt iets gewaardeerd om zijn schitterende helderheid, de andere keer is dezelfde muziek gortdroog en emotieloos. Er worden in de jazz en in de klassieke muziek kennelijk volkomen verschillende maatstaven gehanteerd.'
'Ik vind het altijd raar als ik de krant opensla en ik zie zo'n kolom waarin het over sprankelende vertolkingen gaat en daarnaast een stuk 'over zweterige toestanden in Paradiso. Die ene streep daartussen voel ik niet zo in mijn hoofd.'

ERIK VAN DEN BERG
FRITS VAN DER WAA


© Frits van der Waa 2006