de Volkskrant van 7 januari 1985, Kunst, recensie
C-SERIE CONCERTGEBOUWORKEST
Chailly toont bekwaamheid
in Italiaans programma
Concertgebouworkest. Programma: Luciano Berio: Concert voor twee piano's en orkest; Goffredo
Petrassi: Poema; Sylvano Bussotti: Die Florenze. Uitvoerenden: Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo
Chailly. Solisten: Antonio Ballista en Bruno Canino, piano. Plaats: Concertgebouw, Amsterdam.
Radio-uitzending: 10 januari.
De C-serie is het zorgenkind van het Concertgebouworkest. De geringe interesse van het publiek voor
deze nogal lukraak samengestelde serie met eigentijdse muziek spreekt al jaren boekdelen. Het orkest
koestert eindelijk plannen voor een chirurgische ingreep, waarbij de serie van de
zondagmiddag naar de donderdagavond verhuist, en van acht tot zes concerten per seizoen wordt
ingekrompen.
Vier daarvan blijft het Concertgebouworkest voor eigen rekening nemen; de overige twee worden
ingevuld door gastensembles. Daarnaast heeft het orkest in samenwerking met het Amsterdams Uit Bureau
een nieuwe serie van zes wat traditioneler samengestelde concerten in petto. Ook van deze zes concerten
zal het Concertgebouworkest er naar verluidt vier verzorgen. Opmerkelijk, omdat het Concertgebouworkest
gastensembles tot nu toe alleen in de C-serie toeliet.
De vraag is natuurlijk of zo'n verhuizing van de C-serie naar een doordeweekse avond zonder meer
het beoogde effect zal sorteren. Men wil zich richten op "belangrijke werken van de hedendaagse muziek",
maar of er enig verschil met de huidige programmering merkbaar zal worden, zal nog moeten blijken.
Lyrisch
Het geheel Italiaanse programma van zondag vormde door zijn samenhang een gunstige uitzondering in
de vlees-noch-vis-programmering die zo kenmerkend is geworden voor de "eigentijdse" concerten van het
Concertgebouworkest. Het bood ook een eerste kennismaking met Riccardo Chailly, jong Italiaans dirigent
van een snel stijgende internationale reputatie. Bij die ene kennismaking zal het niet blijven: hij
komt in 1986 terug voor een serie gastdirecties.
Chailly (31) is chef-dirigent van het RIAS-orkest in Berlijn, en maakte daarnaast vooral naam als
operadirigent. Hoewel hij zich in de regel niet opwerpt als hedendaagse muziek-specialist, bleek hij
met de materie die Berio, Petrassi en Bussotti aandragen uitstekend overweg te kunnen. Een bedaarde,
technisch bekwame musicus, die de lyrische facetten van het programma duidelijk maar beheerst naar
voren wist te brengen.
Dat bleek vooral uit de afgewogen interpretatie van Goffredo Petrassi's recente Poema, voor
de uitzonderlijke combinatie van strijkorkest en vier trompetten. Een fascinerend stuk van deze
Italiaanse componisten-nestor, opgebouwd uit beweeglijke klankvelden, clusters en atonale melodiebogen,
die merkwaardig contrasteren met fanfare-achtige trompetklanken. Ondanks een paar weifelende, want
onspeelbaar hoge noten in de contrabassen maakte het Concertgebouworkest in dit stuk zijn reputatie
van top-orkest zonder meer waar.
Waar Petrassi met weinig middelen een grote kleurenrijkdom bereikt, leidt Bussotti's behandeling
van een groot orkest alleen maar tot vervelende kitsch. Zelfs de zwierige motoriek van Chailly kon
de hoekige, stereotiepe ritmes en de grove orkestratie van Die Florenze (uit 1984) niet
verdoezelen. Bussotti zou er beter aan doen zich te beperken tot zijn teken- en schilderwerk: zijn
partituren zien er prachtig uit, maar klinken doet het van geen kant.
Het vaak wat omfloerst gebrachte Concert voor twee pianos en orkest van Luciano Berio kreeg
in handen van Chailly veel reliëf. Het aandeel van de beide solisten, het pianoduo Antonio
Ballista en Bruno Canino, wordt in dit stuk door de rijke, haast oververzadigde orkestklank als met
een deken bedekt. De wereld die Berio oproept is quasi-romantisch; sommige solo-passages voor de
pianisten doen zelfs aan Chopin denken. Het stuk heeft een merkwaardig losse structuur, lijkt zich te
verliezen in een overdaad aan kleurrijke subtiliteiten en contrasten, maar blijft van begin tot eind
spannend.
Chailly leidt het Concertgebouworkest deze week nog viermaal in wat gematigder repertoire:
Puccini, Gershwin, Poulenc en Tsjaikofski. Opnieuw met een pianistenduo in de solistenrol; de zusters
Katia en Marielle Labèque (in Gershwins Rhapsody in blue respectievelijk Poulencs
Concert voor twee piano's en orkest). Een week vol pianoduo's, want vanavond maken de zusters
Güher en Süher Pekinel ook al hun opwachting in de Grote Zaal.
© Frits van der Waa 2006