de Volkskrant van 1 februari 1985, Kunst, recensie
Orgelwerk Bach smaakvol
Nederlandse Bachvereniging: Bach in Weimar, twee concerten in de Waalse Kerk, Amsterdam.
De Nederlandse Bachvereniging draait dit jaar op volle toeren. Naast de verplichte uitvoeringen van
de Mattheus Passie en de Hohe Messe organiseert de Bachvereniging een serie van vier maal twee
concerten, waarin het leven van Bach in perioden wordt belicht.
Bachs wisselende betrekkingen als organist en kapelmeester hebben elk hun stempel op zijn muziek
gedrukt. Zo ontstond het grootste deel van zijn oeuvre voor orgel tijdens zijn verblijf in Weimar
(1708-1717). Het eerste concert van het programma Bach in Weimar was dan ook in zijn geheel
aan dit repertoire gewijd. Organist Reitze Smits bleek een smaakvol Bach-vertolker, die heldere
frasering en een vloeiende cadans liet prevaleren boven spectaculair vertoon. Met simpele registraties
leidde hij de aandacht in de eerste plaats naar de noten.
Smits bood in alle nuchterheid een verfrissende kijk op de twee welhaast verplichte onderdelen van
de hier gepresenteerde vijfkamp, de bijna doodgespeelde Toccata in d en de Passacaglia.
Aan de overige stukken leek Smits minder studietijd te hebben besteed: toch konden enkele misslagen in
het Concerto in a (naar Vivaldi) en een wat minder zwierige voordracht van Sei gegrüsset,
Jesu gütig de positieve indruk niet teniet doen.
Van de onverzettelijkheid die zo vaak met Bachs muziek wordt geassocieerd is hier geen sprake, maar
Bachs typische voorkeur voor schrijnende harmonische progressies komt in deze vroege composities al
geregeld naar voren. Ook in de drie cantates uit de Weimar-periode, gepresenteerd in het tweede
concert, leveren onverwachte wendingen op. Het opmerkelijkste onderdeel was de bekende "Actus tragicus"
ofwel Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit. De bekende begrafeniscantate, waarin Bach de
contrasten tussen rouw en troostrijk godsvertrouwen met meesterhand heeft aangescherpt.
De visie van dirigent Gustav Leonhardt bood het vertrouwde beeld: stralend, maar met een zekere
reserve. Het transparante stemgeluid van Mieke van der Sluis paste voortreffelijk in die interpretatie,
evenals de waardige bas Van Peter Kooij (wiens timbre en voordracht ogenblikkelijk de Max van
Egmond-leerling verraden). Het Collegium Musicum (het kamerkoor van de Bachvereniging) realiseerde de
intens verweven koorpassages soepel en met een scherpe intonatie.
In de komende drie programma's van deze serie komt behalve Bach ook Händel in perioden aan bod.
Bach in Mühlhausen tegenover Händel in Rome; Cöthen tegenover
Cannons en Leipzig naast Londen. Een goed doortimmerd programma.
© Frits van der Waa 2006