de Volkskrant van 20 april 1985, Kunst, recensie
STUK VAN RIHM GEKNIPT VOOR ENSEMBLE
Alban Berg Kwartet mist "warme" kwartetklank
Alban Berg Kwartet. Programma: Mozart, Rihm. Plaats: Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: Amsterdam,
19 april.
Het Oostenrijkse Alban Berg Kwartet hoort tot de weinige strijkkwartetten van internationale faam die
zich inzetten voor het klassieke én het hedendaags repertoire. Het ensemble maakte deze week
een korte tournee door Nederland, met programma's waarin naast Beethoven en Schubert ook Ravel,
Haubenstock-Ramati en uiteraard Berg gespeeld werden.
In de Amsterdamse Kleine Zaal meldde het programma naast twee Mozartkwartetten ook het Vierde
Strijkkwartet uit 1981 van de jonge Westduitser Wo!fgang Rihm. Rihm (32) is een productief
componist met een grote voorkeur voor traditionelere genres. Dat hij voor zijn dertigste al vier
strijkkwartetten op zijn naam had is veelzeggend.
Het strijkkwartet is nog altijd hét genre voor de kleinschalige muziekgenieters, Kenner
und Liebhaber (Mozart). Een kwalificatie die ook van toepassing is op de spelers. Bijna alle
kwartetspelers beleven zichtbaar plezier aan hun muziekbeoefening.
Het Alban Berg Kwartet straalt naast hecht vakmanschap een sfeer van intimiteit uit. Mozarts
complexe "Dissonantenkwartet" (KV 465) en het naar verhouding heldere, rechtlijnige kwartet in d
(KV 421) bieden daar volop gelegenheid voor. De eensgezindheid waarmee deze zeer verschillende stukken
tot klinken kwamen, bevestigt de faam van het Alban Berg Kwartet.
Toch mist het ensemble de typische "warme" kwartetklank. Dat is te wijten aan de wat iele toon van
eerste violist Günter Pichler, die vooral in de luidere gedeelten scherp afsteekt tegen de
overige drie instrumenten. Pichler musiceert met overgave, maar zijn spel oogt schokkerig en weinig
ontspannen, en dat is hier en daar te horen in kleine, storende bijgeluiden.
In de zachte, zangerige passages dringt Pichler zich minder naar de voorgrond. Daar ontwikkelt het
ensemble een ingekeerde klank, zodat een doordachte interpretatie zonder floers hoorbaar wordt. Het
andante cantabile is duidelijk het sterke punt van het kwartet.
Het gebrek aan homogeniteit in de klank was minder storend in het strijkkwartet van Wolfgang Rihm.
Rihms werkstuk, opgedragen aan het Alban Berg Kwartet, is niet van een wereldschokkend niveau maar
wel, in ambachtelijke zin, uitstekend voor het ensembie gecomponeerd. Door zijn heftige, bijtende
ritmes en zijn sober materiaal doet het enigszins aan Bartók denken. Met perfect geïntoneerde
flageoletten en passages sul ponticello (op de kam gespeeld) toont het Alban Berg Kwartet ook
grote affiniteit met het hedendaagse idioom te bezitten. Affiniteit die door het publiek niet volledig
gedeeld werd: een hoog, krijsend duel tussen beide violen ontlokte enkele luisteraars een zenuwachtig
gegrinnik. De Kenner und Liebhaber van het eigentijds repertoire zijn nog niet alom tegenwoordig.
© Frits van der Waa 2006