de Volkskrant van 11 november 1985, Kunst, recensie
Alban Berg-bewerkingen wisselvallig uitgevoerd
Concert: Alban Berg: Complete kamermuziek II. Door: Marjanne Kweksilber, Reinbert de Leeuw, Janneke van
der Meer, Pierre Woudenberg, Marja Bon, Schönberg Kwartet en -Ensemble. In: Concertgebouw
Amsterdam.
Op initiatief van Arnold Schönberg werd in 1918 de Weense Verein für musikali.sche
Privatauführungen opgericht. Het genootschap, dat floreerde tot 1921, richtte zich op het
uitvoeren van hedendaagse muziek in strikt besloten concerten. Critici werden niet toegelaten. De drie
componisten van de zogenoemde Tweede Weense School, Schönberg en zijn leerlingen Alban Berg en
Anton Webern waren nauw bij de organisatie betrokken.
De beperkte middelen die de vereniging ten dienste stonden vormden geen belemmering voor het
programmeren van grote symfonische werken, die werden uitgevoerd in bewerkingen voor een of twee
piano's, of voor een bescheiden instrumentaal ensemble. Dergelijke uitvoeringen lieten de muzikale
ideeën onversluierd en zonder opsmuk naar voren komen, argumenteerde men.
"Psalmenpomp"
Voor Reinbert de Leeuw en zijn Schönberg Ensemble lag het dan ook voor de hand het weinig
omvangrijke kamermuziek-oeuvre van Alban Berg, nauwelijks toereikend voor een serie van drie concerten,
aan te vullen met bewerkingen in de geest van de Verein.
Zo waren in de twee aflevering van Bergs complete kamermuziek zijn Sieben frühe Lieder te
horen, in een bewerking van Reinbert de leeuw zelf voor vijf strijkers, fluit, klarinet, piano en
harmonium. (Het harmonium, in Nederland vooral bekend als "psalmenpomp", werd in de
Verein-concerten gepromoveerd tot een volwaardig instrument). De componist Diderik Wagenaar
heeft zich ontfermd over Bergs weinig bekende Altenberg-liederen (opus 4), die in de volgende
serie concerten worden uitgev~rd.
Deze versie van de Sieben frühe Lieder is een merkwaardige toevoeging aan het
Berg-repertoire, omdat het in feite een bewerking van een bewerking is. Berg koos in 1928 zeven van
zijn jeugdliederen, geschreven tijdens zijn studie bij Schönberg in de jaren 1905-1908, en
bewerkte ze voor groot orkest. De oorspronkelijke versie voor piano en sopraan werd al ten gehore
gebracht in het vorige concert van deze serie.
Uitglijders
Zoals te verwachten was doet De Leeuws bewerking evenzeer recht aan de bevlogenheid van de jonge
Berg als aan het instrumentaal raffinement van de volwassen componist. De uitvoering zelf was evenwel
niet vlekkeloos. Emotionele lading en spankracht waren er volop, daar zorgde dirigent De Leeuw wel
voor, maar de strijkers, die zich ook al in het Strijkkwartet opus 3 niet van hun beste kant
hadden laten zien, maakten hier en daar rare uitglijders.
Sopraan Marjanne Kweksilber sloeg zich manhaftig door de partituur heen, maar kwam eigenlijk alleen
in de lage, zachte passages volledig tot haar recht. Ze had blijkbaar haar dag niet: in het zevental
heropgegraven jeugdliederen waarmee het concert opende, zong ze alsof de hoge noten haar pagina's te
voren al vrees aanjoegen. De manier waarop enkele van die noten eruit kwamen rechtvaardigden die angst.
De perfecte, fluwelige pianobegeleiding van Reinbert de Leeuw maakte gelukkig veel goed, en de
kennismaking met deze vocale miniaturen, met hun heel verschillende echo's uit de late Romantiek, was
hoe dan ook opzienbarend. De liederen lopen uiteen van ingetogen, gesloten structuren tot
geëxalteerde ontladingen van expressie, waar het dramatisch talent van de latere operacomponist
al doorheen schemert.
Repetitietijd
Ook in het volgende concert zal weer een stukje van Bergs jeugdwerk aan de vergetelheid ontrukt
worden. Het gaat dan om een selectie uit zijn liederen voor een lagere stemomvang, uit te voeren door
de alt-mezzo Jard van Nes.
Het wisselvallig gehalte van het concert wees erop dat het Schönberg Ensemble onder de druk van
de tijd enigszins de hand gelicht heeft met het oude, principe van de Verein, dat voor elk stuk
een maximum aan repetitietijd beschikbaar moest zijn. Voor het Adagio uit het Kammerkonzert
opnieuw een bewerking, maar dan van Berg zelf, voor viool, klarinet en piano was die tijd
kennelijk wel uitgetrokken. Marja Bon en Pierre Woudenberg vulden elkaar perfect aan in de tegenpartijen
voor Janneke van der Meer, die de moeilijke vioolpartij geconcentreerd en zonder een onvertogen klank
realiseerde.
© Frits van der Waa 2006