de Volkskrant van 19 november 1985, Kunst, recensie
Eerste festival vrouwen en muziek divers en vrolijk
Festival Vrouwen en Muziek. In: De IJsbreker, Amsterdam.
Een Festival met de titel "Vrouwen en Muziek" bedoeld of niet stelt de netelige kwestie
aan de orde of door vrouwen gemaakte muziek zich onderscheidt van door mannen gemaakte. Het antwoord
luidt nee. Niet beter, slechter, of "anders", en per slot van rekening heeft iedere componist (m/v) een
eigen, al dan niet oorspronkelijke persoonlijkheid. Dat bleek wel uit het rijk geschakeerde programma
van dat festival, het afgelopen weekeinde in de IJsbreker.
Als ouverture fungeerde een serie lezingen, waarin een aantal interessante feiten en visies ter
tafel kwamen, waaronder ook een hilariteit verwekkend citaat van Marius Monnikendam, die in 1968
constateerde dat de mannelijke componisten zich niet door vrouwen "bedreigd behoeven te voelen in hun
creatieve potentie."
Opmerkelijk is de neergang van het aantal vrouwelijke componisten in de afgelopen dertig jaar, na
een geleidelijke stijging in de eerste helft van de eeuw. Terwijl zich in 1950 onder de 175 leden van
het Nederlands Genootschap van Componisten 19 vrouwen bevonden (elf percent) waren dat er in 1979 nog
maar acht op de 250 (3,2 percent). De laatste jaren groeit dat aantal weer. De verhouding is nu weer
gelijk aan die van het jaar 1913. Musicologe Metzelaar omschrijft de situatie als "terug naar Af'.
De Noorse musicologe Marit Lie signaleert dat het vele onderzoek nog geen verklaringen biedt voor
het geringe aandeel van vrouwen in de muziekproduktie. "Ik denk dat de bijdrage van vrouwen ons gevoel
voor esthetiek verder zal kunnen ontwikkelen; maar niet door een vrouwelijke esthetiek te
definiëren of te verkondigen: eerder door die te zoeken in de door vrouwen gemaakte muziek zelf."
Een radicalere stellingname is te beluisteren bij de Duitse critica Gisela Gronemeyer: "De mannelijke
componist was altijd de maatstaf. Vrouwen konden geen eigen identiteit ontwikkelen als componist. Als
ze serieus genomen wilden worden moesten ze net zo componeren als hun mannelijke tijdgenoten. Maar
daarmee werd afbreuk gedaan aan hun vrouwelijkheid. Die situatie zet zich voort tot de dag van vandaag."
Volgens Gronemeyer heeft een aantal componistes in de Verenigde Staten wél een eigen identiteit
gevonden: ze voeren veelal hun eigen werk uit, en bedienen zich vooral van (hun eigen) stem en
elektronika. Laurie Anderson, Joan LaBarbara en Meredith Monk zijn duidelijke vertegenwoordigsters van
deze stroming.
Er zit iets in. De sector elektronische muziek sprong er in dit festival althans uit met gedegen
werkstukken. Vooral Jardin secret I, een computerstuk van de Finse componiste Kaija Saariaho, is
een overtuigende, organische geluidssculptuur, waarin de muzikale uitbouw hoofdzakelijk tot stand komt
door complex pulserende timbre- en toonhoogteveranderingen. En niet door het geleidelijk gezwelg dat
veel elektronische muziek zo voorspelbaar maakt. Bugel van Maartje ten Hoorn werd met gemengde
gevoelens ontvangen, temeer daar het afspeelniveau dicht bij de pijngrens lag. Een origineel stuk is
het wel. Het klankmateriaal lijkt op ettelijke duizenden doorslaande stoppen, gegroepeerd tot
harmonieën die nu eens doen denken aan Handels Messiah, dan weer aan Street fighting
men van de Rolling Stones.
Tussen de concerten door kon men, voorzien van een draadloze koptelefoon, door een met draden
bespannen witte zaal dolen en luisteren naar On Air, een ruimtelijke klankinstallatie van
Christina Kubisch. Afhankelijk van zijn positie kreeg de luisteraar verschillende geluiden toegediend.
Een avontuurlijke ervaring, het aftasten van zo'n akoestisch "landschap".
De afdeling live-elektronika en de puur instrumentale concerten vertoonden het klassieke patroon van
de hedendaagse muziek: veel middelmatig werk waaronder weer een onvermijdelijke portie solo-fluitstukjes.
In een programma met uitsluitend jonge Nederlandse componistes troffen vooral de donkere, emotioneel
gekleurde klanken van Gerda Geertens' pianostuk She weeps over Rahoon. Een echte uitschieter was
Spektra voor drie celli van de Koreaanse componiste Unsuk Chin, dat vorige maand bekroond werd
met de Gaudeamus-prijs. Goed dat die muziek hier opnieuw te horen was.
Veel directer en dat is alweer net zo als in de "mannenmuziek" zijn de geluiden uit de
wereld van de improvisatiemuziek. De stevige swing van het Vera Vingerhoeds Kwartet en het dwarse
geknars van saxofoniste Mariette Rouppe van der Voort cum suis zijn niet altijd zonder rafels,
maar vitaal en vol nieuwe ideeën.
Een vrolijk festival, voor herhaling vatbaar, met een pretentieloze melange van composities en
improvisaties, tonale en streng seriële muziek, rijp en groen door elkaar. Stimulerend voor de
luisteraar, en hopelijk vooral voor componerende vrouwen. In dat opzicht is de houding van Donemus, het
promotie-instituut van de Nederlandse muziek, weinig bemoedigend. Het liet na dit festival in zijn
nieuwsblaadje te vermelden en schitterde ook door afwezigheid. Opzij met Donemus dan maar!
© Frits van der Waa 2006