de Volkskrant van 20 maart 1986, Kunst, recensie
Moderne Italianen
zijn geraffineerd
Concert: Dallapiccola, Berio, Scelsi, Nono. Uitvoerenden: Dorothy Dorow, Schönberg Ensemble,
Slagwerkgroep Den Haag. Leiding: Reinbert de Leeuw. In: Landbouwhogeschool, Wageningen. Herhalingen:
Utrecht (20/3), Amsterdam (22/3), Eindhoven (24/3), Maastricht (25/3), Den Haag (28/3).
In de meeste Europese landen is hedendaagse muziek een verwarrend zoekplaatje, waarin allerlei
richtingen, stromingen en modieuze tendenzen over elkaar struikelen. In Italië is het niet anders,
maar het lijkt of de componisten daar veel meer rekening houden met het tempo en het bevattingsvermogen
van de luisteraar alsof bijna vier eeuwen opera de componisten een collectief en onderbewust
zintuig voor de emoties van hun publiek hebben gegeven.
Dat instinct manifesteert zich tenminste voortdurend in de programma's met eigentijdse Italiaanse
muziek die Reinbert de Leeuw en zijn Schönberg Ensemble dit seizoen ten gehore brengen. Natuurlijk
is het hier vertoonde beeld mooier dan de werkelijkheid. Door een scherpe selectie is de nadruk vanzelf
komen te liggen op de "groten" uit de Italiaanse muziek. zoals Dallapiccola. Scelsi, Berio, Nono, en
Maderna. Echt het neusje van de zalm.
Nadat in de eerste twee programma's aandacht werd besteed aan koorwerken en strijkkwartetten komt in
de derde serie concerten ensemblemuziek aan de orde, waaronder een aantal stukken met een vocale partij.
Het is een fraai uitgebalanceerd programma met een lange spanningsboog: de meest complexe werken
klinken in het midden. De contrasten zijn groot. Tegenover korte, aforistische stukken staat een aantal
composities met langere adem. De weg leidt van Dallapiccola's ijle, welluidende miniaturen via vier
evocatieve stukken van Luciano Berio en de vreemde klankwerelden van Giacinto Scelsi naar een
spectaculair stuk van Luigi Nono.
Vooral uit de twee stukken van de 80-jarige componist Giacinto Scelsi spreekt een scherpzinnige
muzikale intuïtie. Er zijn plannen om Scelsi dit jaar voor het Holland Festival naar Nederland te
halen, als het Nederlands Blazers Ensemble twee programma's aan hem wijdt. Een opmerkelijk feit omdat
Scelsi nauwelijks los te rukken is uit zijn zelf opgelegde isolement.
De langgerekte structuren van Scelsi's Pranam II en KYA zijn schijnbaar eenvormig, maar
keren het oor werkelijk binnenste buiten met hun vele kwarttonen en glissandi. Pranam II (1973),
voor negen instrumenten, wordt uit gemene wrijfklanken en gedempte zwoele harmonieën een
ingewikkeld samenspel van vervloeiende kleuren opgebouwd. Daarentegen is KYA, een soort concert
in drie delen voor klarinet en zeven instrumenten, in wezen tweestemmig. De klarinetpartij,
voortreffelijk gespeeld door Pierre Woudenberg, wordt ondersteund door lange tonen en lijkt aanvankelijk
geïnspireerd op volksmuziek uit de Balkan. Maar die twee lijnen worden door Scelsi steeds anders
ingevuld, hetzij met instrumentale kleuren, hetzij met vervreemdende kwarttonen.
In alle onderdelen van het programma valt het instrumentaal raffinement op, of dat nu gaat om de
fijnzinnige, uitgespaarde lijnen van Dallapiccola's Piccola musica notturna, om de massieve
klankcomplexen van Berio's Chemins II, of om de extreme contrasten die Nono in zijn bondige
Canciones a Guiomar heeft aangebracht tussen diffuse serenade-klanken en rinkelende
slagwerk-erupties.
De nuchtere lyriek van sopraan Dorothy Dorow en de nauwkeurige, ingehouden interpretatie van het
Schönberg Ensemble lijken haast in tegenspraak met het veelal uitbundige karakter van de muziek,
maar die objectiviteit brengt juist een merkwaardige en toch heel werkzame spanning met zich mee.
© Frits van der Waa 2006