de Volkskrant van 28 maart 1986, Kunst, interview
GUITTART ORGANISEERT WEEK ONDER MOTTO THE VIOLA IN MY LIFE
Altviolist al blij met kleine mooie solo
AMSTERDAM - "Ik houd ontzettend van mijn instrument en ik zou ook niks anders willen spelen. Maar het
gaat uiteindelijk toch om de muziek; de visie dat alleen de altviool zaligmakend is zul je bij mij niet
aantreffen. Ik sla ook niet met de vuist op tafel en roep dat het zo'n verwaarloosd instrument is. Dat
is iets waar ik volledig allergisch voor ben, voor instrumentalisme in de slechte zin van het woord."
Henk Guittart (32), altviolist van het Schönberg Ensemble, is een van de organisatoren van de
Internationale Altvioolweek, die zondagmiddag begint in de Amsterdamse IJsbreker. De opzet van de
manifestatie, waarin het twintigste-eeuws repertoire voor altviool wordt belicht, is vergelijkbaar met
de fluit- en gitaarweken van de afgelopen jaren. Er zijn grootmeesters op het instrument uitgenodigd,
die lessen en solo-optredens geven. Daarnaast zijn er concerten waar de altviool in ensembleverband te
horen is, een reeks "Open Podium"concerten, en een slotmanifestatie waarin ook de improviserende
altviolisten aan bod komen. In de loop van de week zullen alle werken voor altvioolsolo van Max Reger
en Paul Hindemith worden uitgevoerd.
Guittart: ,,Het is zoeken naar een beperking waarbij het ook artistiek aantrekkelijk moet zijn. Uit
de vorige eeuw zijn er maar twee of drie solostukken die je op een concert zou kunnen spelen. Als je
kijkt naar het repertoire voor altviool zie je in deze eeuw de grootste ontwikkeling. Dat begint met de
drie solo-suites die Max Reger omstreeks 1916 heeft geschreven. De twee uitgegeven Sonates van Paul
Hindemith, uit 1919 en 1922, zijn de volgende uiting in het genre. Hindemith heeft ook als speler een
enorme stoot aan de altvioolmuziek gegeven. Hij speelde het allemaal zelf."
Mooie stukken
"Eenmaal op dat spoor zittend leek het me zinnig het solorepertoire van deze eeuw eens uit te graven.
Er zijn bepaalde stukken absolute musts: belangrijke, mooie stukken die de moeite waard zijn om
gespeeld en gehoord te worden. Een man als Serge Collot, voor wie Berio zijn zesde Sequenza en
Jolivet zijn Cinq éclogues heeft geschreven. Afgezien daarvan heeft Collot als speler in
het Parrenin Kwartet en het Trio à cordes français, en ook als lesgever, enorm veel voor
de literatuur voor altviool gedaan. En hij heeft de solosonate op. 25 nog met Hindemith zelf gestudeerd,
dat is natuurlijk ook een mooie verbinding."
Naast Collot zijn er nog vier altisten uitgenodigd, die in Amerika, Italië en Duitsland een
soortgelijke voortrekkersrol hebben gespeeld: Raphael Hillyer, Aldo Benicci. Ulrich Koch en Jürgen
Kussmaul.
Guittart: "De twee Duitsers nemen elk een onbekende Hindemith voor hun rekening, de Sonate op. 31
nr. 4 uit 1923, en een Sonate uit 1937, zonder opusnummer. Die heeft hij naar het schijnt geschreven in
Amerika. in de trein, en meteen dezelfde avond uitgevoerd. Het kreeg een heel slechte recensie, over
het stuk of de uitvoering, dat weet ik niet, en daarna heeft hij het nooit meer gespeeld."
Naast de vijf solorecitals omvat de altvioolweek een uitvoering van Jan van Vlijmens Faithful
door Nobuko Imai, door de componist van een inleiding voorzien. In de drie kamermuziekconcerten krijgen
Reger en Hindemith opnieuw veel aandacht. Guittart treedt zelf op als solist tijdens het concert van
aanstaande zondagavond. Samen met het Schönberg Ensemble speelt hij dan onder meer Chemins II,
de ensembleversie van Berio's Sequenza, en Morton Feldmans The Viola in my Life.
Guittart: "Het is een heel mooie tegenstelling. Berio heeft iets geschreven wat helemaal niet
overeenstemt met het zogenaamde cliché van het karakter van de altviool: vierstemmige akkoorden
die je in een pure razernij uit het instrument moet persen. Eigenlijk een stuk tegen het instrument."
Edelbratschist
"Feldman benut voornamelijk het lage en het middenregister van de alt, melancholiek, klaaglijk,
zacht. Er zijn vier stukken met de titel The Viola in my life, waarvan we er drie uitvoeren.
Feldman is zelf geen altist, voorzover ik weet, maar in deze stukken geeft hij heel duidelijk zijn
visie op wat er nou mooi is aan de altviool. Die titel heb ik graag gepikt als motto voor deze week."
Wat is de rol van de altviool in je eigen leven?
Guittart: "Het is een heel bewuste keuze geweest. Vanaf de eerste keer dat ik er een in mijn handen
kreeg, op mijn vijftiende, ben ik absoluut verliefd op dat instrument geworden en heb ik ook nauwelijks
meer viool gespeeld. Vrijwel alle altvioolspelers beginnen als violist. Je kunt niet echt voor je
vijftiende alt gaan spelen. In Duitsland noemen ze dat Edelbratschist, als je echt als altist
begonnen bent, maar ik geloof dat dat geen enkel belang of voordeel heeft. Met viool kun je tenminste
vroeg beginnen: je hoeft niet te wachten tot je handen groot genoeg zijn of je armen lang genoeg om dat
instrument beet te pakken, en je hebt een veel grotere keus uit het pedagogisch materiaal."
Is het overstappen van het ene instrument naar het andere niet lastig?
"De overstap terug naar de viool is moeilijker, denk ik. Het is makkelijker om van klein naar groot
te gaan. Altviool spelen is fysiek veel zwaarder, je bent veel gauwer moe. Zelf heb ik daar niet zo'n
last van, ja, bij de Berio-Sequenza wel, maar dat zal iedereen hebben met dat stuk. Dat heeft
meer met sport dan met muziek te maken, dat moet je trainen. Ik heb iedere dag een minuut langer heel
hard tremolo gespeeld. In het begin had ik twee regels gehad en dan dacht ik: 'Nu moet ik gaan liggen.'
De laatste paar concerten houd ik het vol zonder echte inzinkingen of steken in mijn arm."
"Ik voel me als een vis in het water zolang ik alt speel, omdat ik van dat geluid houd, en verder
omdat ik vind dat de alt in de kamermuziek, en met name in de twintigste-eeuwse muziek, een prachtige
rol speelt: het is niet zozeer melodieën spelen, maar eerder af en toe even één noot
die dan toch heel mooi is, dat is typisch een altrol. Je kiest voor de functie, niet alleen voor het
geluid."
"Componisten benutten dat ook: als de muzikale inhoud bij de alt terechtkomt, zijn dat ook altijd
heel specifieke plekken. Het gaat wel altijd over kippevel en tranen, vind ik, en dat past er wel heel
goed bij. Die paar kleine solootjes in het Tristan-Vorspiel of Isoldes Liebestod, daar
zet je alles voor opzij. Het eerste strijkkwartet van Schönberg is ook zo'n stuk. Een van mijn
lievelingsstukken, van de eerste tot de laatste maat prachtig, met in het Adagio een ongelooflijke
melodie, en die zit toevallig wel in de altviool. Ik heb altijd graag mooie muziek willen spelen, en
of je daar nou veel of weinig noten in had, was absoluut oninteressant. Ik heb nog steeds het gevoel
van: Wie ben ik dat ik dit mag doen? Dat klinkt verschrikkelijk slijmerig, maar het is wel de
basisgedachte: het blijft een voorrecht."
© Frits van der Waa 2006