de Volkskrant van 5 mei 1986, Kunst, recensie
Schönberg Ensemble overtreft zichzelf
Concert: De Bondt, De Leeuw, Van Vlijmen. Uitvoerenden: Schönberg Ensemble. Muzikale leiding:
Reinbert de Leeuw. In: Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht. Herhalingen: Groningen (7/5), Den Haag (9/5),
Maastricht (11/5).
Iets dat niks kost is verdacht, dat voelt de Hollander, met zijn boerenklompen, fijn aan. En dus was
slechts een kleine kring belangstellenden getuige van een uitzonderlijk optreden van het Schönberg
Ensemble, gratis aangeboden door het Muziekcentrum Vredenburg en het Nederlands Impresariaat. Je gaat je
afvragen wat voor zin dit soort presentjes hebben.
Met de fenomenale uitvoering van drie speciaal voor het Schönberg Ensemble geschreven stukken
heeft het gezelschap niet alleen de eenzame hoogte waarop het staat nog eens opgeschroefd, maar ook de
frontlinies van het Nederlandse componeren een heel eind verplaatst.
Aanvankelijk zou het programma ook Wim Lamans Pancabana omvatten. De componist bleek echter
de (toch niet geringe) vermogens van pianiste Marja Bon overschat te hebben. Reden om de uitvoering tot
volgend jaar uit te stellen, waarbij dan klavier-atleet Geoffrey Douglas Madge zal worden ingeschakeld.
De plaats van Pancabana is nu ingenomen door een reprise van Het gebroken oor van Cornelis
de Bondt.
De trekpleister van het concert is op het eerste gezicht althans de Etude voor
strijkkwartet van Reinbert de Leeuw. Het is immers zijn eerste stuk sinds de opera Axel (1977),
waarvoor hij samen met Jan van Vlijmen de muziek schreef. De statische openingsepisode van Etude
(met de cello als verraderlijke dwarsligger) lijkt een razend commentaar op minimalisme en Nieuwe
Eenvoud. In de loop van het stuk, nauwelijks een kwartier lang, diept De Leeuw de procesmatige
technieken van deze trends van de laatste tien jaar tot op de bodem uit.
Het resultaat is een fabelachtige versnippering van de klank en een steeds koortsiger activiteit,
waarbij het strijkkwartet uit zijn voegen schijnt te barsten. Tenslotte dringen de verschillende
gegevens samen in een soort flessehals, en wordt het uitgangspunt weer in de herinnering geroepen, maar
dan gemetamorfoseerd tot een barbaro waar Bartok niet van had durven dromen. Een dwingend stuk,
dat ondanks al zijn agressie een merkwaardig optimisme uitstraalt.
Maar de Etude blijkt zich tot Jan van Vlijmens nieuwe compositie, Nonet, te verhouden
als een essay tot een roman. Nonet is een stuk van een enorme rijkdom, dat met zijn lange
spanningsbogen de luisteraar een half uur lang meetrekt door een steeds veranderend muzikaal landschap,
geschilderd in tere, transparante kleuren. Bijtende en flitsende passages ontbreken niet, maar ook die
hebben een zachtmoedige ondertoon. De muziek laat-zich ook beluisteren als een concert voor negen
musici, een verschuivende hierarchie, waarin steeds andere solisten of combinaties van instrumenten het
voortouw nemen.
De vereniging van ee romantische gevoelsexpressie en eigentijdse technieken is een cruciaal thema
in de twee grote werken op dit programma. Terwijl de schijnbare tegenstelling in De Bondts Gebroken
Oor op een dialectische manier ontleed wordt, is er bij Van Vlijmen eerder sprake van een fusie.
Die concentreert zich aan het slot van Nonet in de partij van de eerste viool, die, na lange
tijd een ondergeschikte rol gespeeld te hebben, op de voorgrond treedt met een lyrische, dramatische
solo-cadens.
© Frits van der Waa 2006