de Volkskrant van 20 mei 1986, Kunst, recensie
Serie Rondom Beethoven luchtigjes
Nederlands Philharmonisch Orkest: Beethoven. Albrechtsberger, Mozart. Solist:
Alexander Bonnet. Muzikale leiding: Istvàn Pàrkànyi. In: Concertgebouw, Amsterdam.
Nederlands Philharmonisch Orkest: Beethoven-serie. Solist: Miriam Fried. Muzikale leiding: Anton
Kersjes. In: Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: 20 mei
De grootste componist aller tijden, zo lezen we in het Guinness Book of Music, was Ludwig van
Beethoven. Want in zo'n boek is er geen sprake van ex aequo.
Hoe het ook zij, Beethoven was een titaan, en in de muziekmusea die de grote orkesten nu eenmaal
zijn, staat zijn werk al sinds jaar en dag vooraan in de uitstalkast. Een beetje orkest heeft een
Beethoven-serie of -cyclus. Cyclus, een toepasselijke benaming voor die eeuwigdurende rituele rondedans
om de negen symfonieën, de vijf pianoconcerten, het vioolconcert en de ouvertures. En het publiek
is er altijd voor te vinden. Volle zalen en staand applaus, wat en hoe er ook gespeeld wordt.
Het Nederlands Philharmonisch Orkest brengt in mei en juni naast dit standaard-type, waarmee het de
traditie van het voormalig Amsterdams Philharmonisch in ere houdt, ook een 'Rondom Beethoven'-serie in
de Amsterdamse Kleine Zaal, verzorgd door de voortzetting van het Nederlands Kamer Orkest, het
NedPho-kamerorkest (waanzinnige naam schrijf het maar eens voluit). Beethovens oeuvre wordt in
een drietal concerten voorzien van interessante voetnoten, met werk van tijdgenoten voor kleine
bezetting.
Beethoven zelf komt in deze serie alleen voor in het eerste programma, dat vrijdag werd uitgevoerd.
Een uitgesproken licht verteerbaar concert, waarin het Septet op. 20 voor Beethovens doen
een ongecompliceerd stuk nog het meest substantiële onderdeel vormde. In de afwisseling van
dramatische, quasi-symfonische passages en dansante delen met parmantige ritmes is hoorbaar hoe
Beethoven ook in het genre van het divertimento een grotere diepgang nastreefde. De zeven NedPho-musici
gaven het stuk een daadkrachtige, maar niet smetteloze uitvoering.
Ook in het harpconcert van Johann Georg Albrechtsberger (1736-1809) waren ongerechtigheden te
beluisteren, omdat de jachtige tempo-opvatting van solist Alexander Bonnet niet strookte met die van
het orkest.
De uitsmijter, Ein musikalischer Spass, Mozarts prachtige muzikale satire op het (on)vermogen
van fantasieloze en onbekwame componisten, kon niet anders dan doel treffen. Op het eerste gehoor is er
niet zo veel verkeerd aan het stuk, maar bij nadere beschouwing is er kop noch staart aan te ontdekken.
Loze herhalingen, thema's die in de lucht blijven hangen, en doelloze modulaties stapelen zich op om
uiteindelijk in een krankzinnige dissonant uit te monden.
De luchthartige toon die met dit stuk wel heel nadrukkelijk wordt aangeslagen blijft ook in de twee
komende concerten van deze serie gehandhaafd met divertimenti van Mozart en Haydn, een concert voor
viool en Hammerklavier van Reichardt, en aanverwant werk van Berwald, Mendelssohn en Schubert. Leuk spul.
Terwijl het Nederlands Kamer Orkest nog duidelijk de littekens draagt van de fusie met het
Amsterdamse en Utrechtse symfonie-orkest, lijkt het NedPho-symfonie-orkest inmiddels de ergste gevolgen
van de operatie te boven. In het tweede concert van zijn Beethoven-serie bracht het onder leiding van
Anton Kersjes alleszins acceptabele uitvoeringen van de Vijfde en het Vioolconcert. Helemaal volmaakt
klinkt het nog niet: in langzame, zachte passages laat de precisie soms te wensen over en de lage
strijkers blijven wat achter in volume, terwijl de hoornpartijen (zoals bij de meeste Nederlandse
orkesten overigens) bezet lijken te zijn met invallers. Maar in het Vioolconcert werkt het
geprononceerde, soepele, zij het enigszins steriele spel van soliste Miriam Fried kennelijk als een
gunstige stimulans, en vooral de hoekdelen van de Vijfde Symfonie worden met geconcentreerde discipline
neergezet. Het wordt wel wat met het NedPho, al is het spelen van een goede Beethoven-symfonie
natuurlijk wel het minste dat je van een orkest mag verlangen. Zoals je er op kunt rekenen dat het
Rijksmuseum de Nachtwacht schimmelvrij houdt.
© Frits van der Waa 2006