de Volkskrant van 27 oktober 1986, Kunst, recensie
Oogst aan nieuwe ensembles jonge musici schraler dan ooit
Nederlands Impresariaat: Presentatie Concerten voor Nederlandse Kamermuziekensembles. In: De IJsbreker,
Amsterdam.
De marktsector van de "ernstige" muziek is onderworpen aan mechanismen die sterk verschillen van de
klassieke economische wetten van vraag en aanbod. Dat begint al bij de conservatoria waar jaarlijks
honderden musici "van de band rollen". Het is een industrie waar onder invloed van de onderwijspolitiek
het accent op de kwantiteit is komen te liggen: uit puur lijfsbehoud zijn de instituten gedwongen hun
leerlingenaantal op peil te houden.
Zichtbare marktoverschotten, zoals een bassistenberg of een pianistenplas, zijn er nog niet. Maar
het zou er best eens van kunnen komen. Want de afnemers selecteren wel degelijk op kwaliteit: is het
niet in de concertzaal dan gebeurt het wel door subsidiegevers, concertdirecties en andere instanties.
Het Nederlands Impresariaat, een door de overheid gesubsidieerde instelling, verzorgt sinds 1974 de
promotie van uitvoeringen door Nederlandse musici en is vooral actief in de kamermuziek. Elke twee jaar
selecteert een jury van prominente musici een aantal ensembles, die vervolgens een plaats krijgen in
het concertenaanbod van het impresariaat.
De oogst van dit jaar is schraal. Van de ruim vijftig muziekgezelschappen bleken er na voorronde van
twee weken slechts vier te beantwoorden aan de gestelde maatstaven. Dat stemt zorgelijk, niet alleen
over het door de conservatoria afgeleverde niveau, maar ook over de doorstroming binnen het circuit van
het Impresariaat. Want dat is immers bedoeld als opstap voor een zelfstandige podiumcarrière.
De vier ensembles die de eindstreep gehaald hebben werden vrijdag aan het publiek gepresenteerd. Een
redelijk gevarieerd aanbod: het Trio Dante en het Haags Hoorn Trio zijn georiënteerd op het
klassieke en romantische repertoire, terwijl het Trio Klavino zich met name richt op muziek van deze
eeuw. Het Groninger Gitaar Duo representeert uiteraard vooral de specifieke bezetting. Die
veelzijdigheid is niet beoogd. "We doen niet aan cultuurpolitiek", zegt Jan van Waveren, directeur van
het Nederlands Impresariaat. "Het enige selectiecriterium is de kwaliteit van de uitvoering."
De kwaliteit is er, maar toch nog in verschillende schakeringen. Het Groninger Gitaarduo en het
Haags Hoorn Trio (niet bezet met drie hoorns, maar met hoorn, viool en piano) musiceren degelijk en
gewetensvol. De niet al te gebruikelijke bezetting van beide ensembles leidt er onvermijdelijk toe dat
er ook minder interessante stukken (zoals een weinig doorwrocht trio van Duvernoy en een matte serenade
van Jolivet) op het programma staan.
Het Trio Klavino heeft met het Adagio uit het Kammerkonzert van Alban Berg en Bartoks
Contrasten-trio veel hooi op de vork genomen, maar komt tot innemende uitvoeringen met een
opvallend zorgvuldig gedoseerde energie.
De meeste beloften voor de toekomst lijkt het Trio Dante te hebben. De drie jonge musici geven
geïnspireerde vertolkingen van Beethovens Gassenhauertrio en twee delen uit Brahms' Trio op. 114,
met als voornaamste bezwaar een al te stormachtige dynamiek, die vooral voortkomt uit het fors in de
toetsen grijpen van pianist Frank van de Laar.
De presentatie heeft de vorm van een finale: na afloop trekt de jury zich terug voor beraad. Maar
het doet er niet veel toe of ensemble A de komende twee jaar zestien, en ensemble B twintig uitvoeringen
aangeboden krijgt; in feite zijn er vier winnaars en een stuk of vijftig verliezers, als batig
saldo voor het muziekbedrijf.
© Frits van der Waa 2006