de Volkskrant van 3 september 1987, Kunst, recensie
FRITS NOSKE LEVERT HOOGTEPUNT FESTIVAL OUDE MUZIEK
Imposante Vespersreconstructie
Holland Festival Oude Muziek Utrecht. Johannes-Vespers van Claudio Monteverdi, gereconstrueerd door
Frits Noske. Door het Nederlands Kamerkoor, Festival-ensemble, Organum, en diverse solisten, o.l.v.
Gustav Leonhardt. In de Augustinuskerk, Utrecht.
Een van de grote trekpleisters in het Festival Oude Muziek Utrecht was dinsdagavond de uitvoering van
wat hier en daar was aangekondigd als "de" Johannes-Vespers van Claudio Monteverdi, gereconstrueerd door
musicoloog Frits Noske. Een geruchtmakende restauratie van een verloren gegaan meesterwerk? Niet zozeer.
Monteverdi's Vespers voor het feest van Johannes de Doper hebben weliswaar bestaan: daarvan getuigt
een dagboekaantekening van de Nederlandse staatsman, dichter en componist Constantijn Huygens, die ze
in 1620 hoorde uitvoeren onder leiding van de componist zelf. Maar dat is alles. Er is geen fragment
Monteverdi waarvan met enige zekerheid kan worden aangenomen dat het onderdeel uitmaakte van die
bewuste uitvoering.
Deze speciale festivalproduktie, die plaatsvond in de tjokvolle Augustinuskerk, was een vesperdienst
zoals hij zou hebben kunnen klinken in Venetië op 24 juni 1620. Met andere woorden, de kerkelijke
plechtigheid was het uitgangspunt, niet één bepaalde muzika!e compositie. En zo staat het
ook in de programmaboeken. Een van de "rode draden" in het Festival wordt gevormd door reconstructies
van oude liturgieën, "waarbij pogingen worden gedaan de bijbehorende religieuze muziek in de
originele context te plaatsen". Maar staat het woord "reconstructie" naast de naam "Monteverdi" dan is
een verkeerd verband spoedig gelegd.
Dat doet overigens geen afbreuk aan Noskes muziekwetenschappelijke verdienste evenmin aan het
klinkende resultaat ervan, een geestelijk concert ("geen applaus, a.u.b.") met vele imposante momenten.
Naast een aantal met zorg uitgekozen Monteverdi-composities bevat de gereconstrueerde liturgie werk
van enkele minder bekende toondichters uit de Venetiaanse regio anno 1620, zoals Dario Castello en
Natale Bazzini, en vanzelfsprekend verscheidene Gregoriaanse gezangen. Want die muziek, de
oorspronkelijke, was in Monteverdi's tijd nog niet volledig uit de eredienst verdrongen door de praal
en glans van het meerstemmig gezang en het sonore barok-instrumentarium.
Juist dat sobere, kwetsbare Gregoriaans bleek evenwel de zwakke plek in deze Vesper-uitvoering.
Oorzaak daarvan was de al te grote variatie in vocale kwaliteit binnen het vijfkoppige Parijse ensemble
Organum.
De overige musici, een uitgelezen ad hoc-gezelschap van barok-instrumentalisten en -vocalisten,
benevens het Nederlands Kamerkoor, musiceerden daarentegen op een even gelijkwaardig als hoog niveau.
Onder leiding van Gustav Leonhardt, zwaaiend als een bevlogen Kapellmeister, kregen de
verschillende composities een dramatische, maar toch steeds ingetogen luister.
De overigens historisch verantwoorde veelheid aan stijlen die de kerkmuziek van de
vroege barokperiode kenmerkte stond de eenheid allerminst in de weg. Slechts twee instrumentale sonates
van Dario Castello vormden vrolijke, doch merkwaardig wereldse terzijdes in het ruim vijf kwartier
durende evenement.
De Johannes-vespers vonden hun bekroning in een van Monteverdi's meest sublieme
Magnificat-composities, vol contrasterende elementen, tekstschilderingen en een meeslepende
vervlechting van pendelende harmonieën en zich voortdurend metamorfozerende melodieën.
Is dat schitterende stuk nu, dankzij deze reconstructie, teruggebracht in zijn originele context? Ik
denk van wel, maar dat ligt niet zozeer aan het muzikaal-liturgische verband, als wel aan de absoluut
devote, plechtige aandacht van het festivalpubliek. Want Oude Muziek, dat is in Utrecht tien dagen lang
de enige echte Religie .
© Frits van der Waa 2006