de Volkskrant van 11 september 1987, Kunst, recensie
Felle zweepslag uit Philadelphia
Philadelphia Orchestra onder leiding van Riccardo Muti met Berlioz, Stravinsky en Strauss, in het Concertgebouw, Amsterdam.
Vanavond wordt in het Amsterdamse Concertgebouw het nieuwe concertseizoen feestelijk ingeluid met de traditionele "Open Huis"-muziekmanifestatie. Maar het oude seizoen is inmiddels nog niet voorbij. Het optreden van het Philadelphia Orchestra van afgelopen woensdag was het eerste van twee concerten uit de serie Zes wereldberoemde Symfonieorkesten die in feite nog tot de jaargang 86/87 behoren. Op 27 september geeft het Philharmonisch Orkest van Leningrad het laatste concert in de serie.
Deze concertreeks, enkele jaren terug opgevoerd als een nieuw paradepaardje in de slag om de renovatie, en waarin om misvattingen bij voorbaat uit de weg te ruimen ook altoos een plaatsje voor ons eigen Concertgebouworkest was ingeruimd, wordt om het jaar georganiseerd door het Concertgebouw. Voor het komende seizoen is het Londense Van Walsum Management in het gat gesprongen met een eigen serie Internationale orkesten, waarin onder andere het Royal Philharmonic Orchestra en het New Vork Philharmonic Orchestra hun opwachting zullen maken.
Boeiend is het altijd, om kennis te maken met andere orkestculturen en te horen wat zo'n gezelschap live vermag. En het streelt de ijdelheid om te constateren dat we het met het Concertgebouworkest nog zo slecht niet getroffen hebben. Dat genoegen is overigens vooral de beter gesitueerde muziekliefhebber beschoren, want goedkoop zijn de kaartjes geenszins.
Het Philadelphia Orchestra heeft, blijkens de toelichting, een abrupte en succesvolle verandering doorgemaakt sinds Riccardo Muti in 1980 als chef-dirigent aantrad. Onder de nu 46-jarige Muti is het repertoire aanzienlijk uitgebreid en de "welhaast romige klank" van het orkest heeft plaatsgemaakt voor een grote technische precisie.
Inderdaad, in Stravinsky's Vuurvogel (komende woensdag ook te horen bij het Concertgebouworkest) en in Berlioz' Le carnaval romain liet het Philadelphia Orchestra een gestaald en uiterst gedisciplineerd geluid horen, onmiskenbaar dat van een top-orkest. Een luxe Amerikaanse limousine, bestuurd door een elegant en uiterst vakbekwaam chauffeur. Maar in Aus Italien van Richard Strauss bleek de dure slee toe aan een onderhoudsbeurt. De transparante, enigszins agressieve klank die het orkest kenmerkt is dan een nadeel. Ze draagt niets bij aan het verbloemen van eventuele slordigheden.
"Maestro Muti" modelleerde de contouren van Strauss' symfonische fantasie nauwlettend, nu eens met korte, energieke slagen, dan weer met brede, maar telkens economische armzwaaien. Toch hield het orkest vooral in de gematigder delen van deze toch al wat langdradige orkestrale schildering de boog niet gespannen. Wellicht een slijtageverschijnsel: het gezelschap heeft het stuk in de afgelopen twee weken al half Europa doorgesleept.
De energie waarmee Muti en de zijnen aanvielen op het slotdeel en vervolgens op de toegift, een Verdi-ouverture, maakte veel goed, temeer daar het orkest hier in overvloed zijn specialiteiten aantrof: de stoere, welvende melodische lijn en de felle, oorverdovende zweepslag.
© Frits van der Waa 2006