de Volkskrant van 21 november 1987, Kunst, recensie
Baudo brengt 'n onvervuld verlangen in stuk Berlioz
Werken van Debussy en Berlioz, door het Concertgebouworkest o.l.v. Serge Baudo. In het Concertgebouw,
Amsterdam. Herhaling: 21 november.
Soms kan tegenslag tot een onverwachte meevaller leiden. Het Concertgebouworkest zou deze week onder
Antal Dorati drie concerten geven met Debussy's L'enfant prodigue en Mozarts
Jupiter-symfonie. Maar de 51-jarige maestro is wegens ziekte verhinderd. Als alles goed
gaat is hij er volgende week weer wel voor een Hongaars programma met Kodály, Liszt en Bartók.
De Franse dirigent Serge Baudo, die nu voor Dorati invalt, had kennelijk de Jupiter niet
bedrijfsklaar, dus die is nu vervangen door delen uit Berlioz' Romeo et Juliette. Daarmee is het
programma in één klap een stuk samenhangender geworden. Want Berlioz en Debussy hebben
niet alleen hun nationaliteit gemeen, maar ook een zekere eigenwijsheid en een fabuleus gevoel voor
orkestklank en schildering van het buitenmuzikale.
Van die eigenwijsheid is overigens in Debussy's cantate L'enfant prodigue niet veel te horen.
De 21-jarige Debussy dong met dit stuk mee naar de door componisten felbegeerde Prix de Rome (en won
hem), maar hij wist drommels goed dat de juryleden van de Prix de Rome niet erg gediend waren van
eigenzinnige jonge componisten. Vandaar dat L'enfant prodigue een braaf en weinig Debussyaans
stuk is. Op een paar typische vingerafdrukken na een plotselinge orkestklank hier, een
geraffineerde soberheid daar zou het gecomponeerd kunnen zijn door een componist als Jules
Massenet. Anders ook niet de eerste de beste.
Debussy's muziek heeft een jeugdige charme, die het weinig interessante libretto haast te veel eer
aandoet. Alleen in de slothymne waarin de verloren zoon en zijn ouders de lof van de Heer zingen, met
hevig fanfarewerk, kun je horen dat hij iets heeft geprobeerd dat hem absoluut niet lag.
De beide herensolisten, Nico van der Meel en Henk Smit, leveren een welluidende bijdrage. Met de
manier waarop de Amerikaanse sopraan Sheri Greenawald de partij van Lia vormgeeft had ik meer moeite.
Een mooie stem, maar ze kleurt de vocalen voortijdig naar de medeklinkers toe. Dat klinkt niet. En als
je je van tijd tot tijd moet afvragen welke toon er onder het vibrato schuilt zit het ook niet helemaal
lekker.
Bij Serge Baudo, voor wie dit het eerste optreden met het Concertgebouworkest was, zijn de lichte,
strelende orkestklanken, afgewisseld met een enkele gloedvolle climax, in goede handen.
Maar pas in de drie fragmenten uit Berlioz' dramatische symfonie Roméo et Juliette
wist hij de kwaliteiten van het orkest te benutten. Baudo, die jarenlang vaste dirigent van het
Orchestre de Lyon is geweest, heeft daar in 1979 het Festival Berlioz opgericht, waarin hij onder
andere de opera Les Troyens dirigeerde. Hij heeft dus een reputatie boog te houden met Berlioz,
en dat doet hij ook.
In zijn interpretatie hangt over de muziek van Roméo et Juliette een sfeer van
onvervuld verlangen, zelfs in de meest feestelijke delen. Berlioz' virtuoze instrumentatiekunst met
zijn zinderende celli, glanzend koper, en ijzige flageoletten, komt bij het Concertgebouworkest in al
zijn gloed naar voren.
De communicatie tussen dirigent en orkest is nog niet ideaal, getuige de niet altijd probleemloos
verlopende wisselingen in sfeer en tempo en een incidentele ongelijke inzet. Maar dat er een beetje
precisie wordt geofferd ten gunste van de zeggingskracht, och, wat doet dat er ook toe?
© Frits van der Waa 2006