de Volkskrant van 7 december 1987, Kunst, recensie
Forum schittert met Mozarts Clemenza
La Clemenza di Tito, van Wolfgang Amadeus Mozart, door Opera Forum. In De Hagen, Almelo. Herhalingen in
december en april.
Het gaat beter met Opera Forum. Niet alleen lijken de bezuinigingsplannen van Minister Brinkman die het
Overijsselse gezelschap bedreigden niet op een kamermeerderheid te kunnen rekenen, maar bovendien is de
jongste produktie, Mozarts La Clemenza di Tito, een voorstelling om door een ringetje te halen.
La Clemenza is Mozarts laatste opera en tevens de laatste opera seria.
[Hier is blijkbaar door de redactie enige uitleg geschrapt]
Ook La Clemenza is gebaseerd op zo'n tekst, oorspronkelijk van Pietro Metastasio, de
voornaamste librettoleverancier van het tijdperk. Maar de tekst waarmee Mozart aan het werk ging was
wel door zijn tijdgenoot Caterino Mazzolà aangepast aan de moderne eisen: diverse aria's waren
gecomprimeerd en gecombineerd tot ensembles, wat de gestolde vorm weer vloeibaar maakte.
La Clemenza di Tito wordt beschouwd als het hoogtepunt in het genre van de opera seria,
maar desondanks niet tot Mozarts "grote" muziekdrama's gerekend. Niet ten onrechte. Het enorme peil van
Die Zauberflöte, die vrijwel simultaan gecomponeerd werd, heeft Mozart hier niet voortdurend
kunnen handhaven. En het blijft een opera seria, in opdracht geschreven bovendien, een keurslijf
waarin Mozart zijn muziekdramatische opvattingen minder vrij kon ontplooien dan in zijn "vrije" opera's.
Evengoed zit er in La Clemenza schitterende muziek.
De Italiaanse regisseur Vittorio Patané, die bij Forum vorige maand al uit La Finta
Semplice, Mozarts allereerste magere operaatje, een sprankelende voorstelling destilleerde, weet ook
de problematische theaterkwaliteiten van La Clemenza ondergeschikt te maken aan een visie.
Het verhaal van de opera speelt zich af in het Rome van de eerste eeuwen vertelt hoe Sextus, daartoe
opgestookt door de door hem aanbeden Vitellia, een mislukte aanslag op keizer Titus nota bene
zijn beste vriend pleegt, wat hem, en haar ook, na veel vertwijfeling, berouwen bekentenissen
wordt vergeven.
Patané vat de opera op als een spiegel van de uitgaande achttiende eeuw, een tijdsgewricht
waarin het verstarde, conservatieve baroktijdperk en de humanistische idealen van de Verlichting op
elkaar stootten. In die spiegel is soms ook te zien wat opera was in die tijd: een openlijk eerbetoon
aan de adellijke opdrachtgever en een uitstalkast waarin zangers met hun gaven konden pronken.
In Patané's vormgeving zijn alleen nog rudimenten van de Romeinse oudheid te bekennen, zoals
een toga hier of een lauwerkrans daar. De personages zijn gekleed in vroeg- of laat achttiende-eeuwse
kostuums, passend bij de geesteshouding die ze voor Patané personifiëren. Zo is de
kortzichtige Vitellia getooid met een groteske barokpruik terwijl de onbaatzuchtige Servilia een
elegant opgestoken kapsel en een elegant hoedje draagt.
De illusie van realisme wordt verder ondermijnd doordat Patané geregeld een groep stemmig
gepruikte heren ten tonele voert die, met het tekstboek in de hand, de handelingen met strenge
neutraliteit gadeslaan: de achttiende eeuw die het verhaal opnieuw bekijkt.
Desondanks blijft de kern van de opera, het door Mozart met glans geschilderde netwerk van emoties,
intact.
Het is met virtuoze economie gedaan. De achterwand van het decor bestaat uit verschillende rijen met
schuivende panelen, waarmee de toneelruimte allerlei verschillende gestileerde vormen kan aannemen, die
de sfeer van het moment versterken.
Het past allemaal zo mooi in elkaar, het gaat zo gedoseerd en onmerkbaar, dat die enkele theatrale
momenten er extra uitspringen. De brand van het Capitool, slechts gesuggereerd in een wervelende rode
gloed op de achterwand. De laatste monoloog van Titus, plotseling alleen uitgelicht tegen een donkere
achtergrond.
Het is een voorstelling zonder zwakke plekken. Maar dat is evenzeer de verdienste van de zes
solisten, die stuk voor stuk hoogstaande prestaties leveren. De type-casting is prima: alleen al
het formidabele formaat van Gabriela Lechner in de rol van het loeder Vitellia maakt haar overwicht op
de iele Sextus (Claire Primrose) volkomen duidelijk. De Zweedse Maria Höglind zingt een fraaie
Annius-partij, en Hein Meens is perfect als de keizer Titus met zijn warme inborst.
Het Forum-orkest zal nooit een toporkest worden, maar ditmaal overtreft het zichzelf. Prima balans,
homogeniteit, vaart. Dat moet de heilzame invloed van dirigent François Huybrechts zijn. Of
misschien domweg die van Mozart, want al mag La Clemenza di Tito als geheel onderdoen voor
Die Zauberflöte, het blijft Mozart, 1791, u weet wel, de Mozart van het Klarinetconcert
en het Requiem.
© Frits van der Waa 2006