de Volkskrant van 29 februari 1988, Kunst, recensie
Er ritselt iets met al die Russen om ons heen
Nieuwe Russische muziek door Musica Moderna Amsterdam in de IJsbreker, Amsterdam.
Wie zijn best doet kan in vier weken tijd een kenner worden van de Russische muziek. Je hoeft je de
komende maand alleen maar te onderwerpen aan een regime van intensief concertbezoek. Het regent bekende
en onbekende Russen in de concertprogramma's van maart.
Het begon afgelopen week al met het Moskous Kamerkoor, dat nog tot komende zondag door Nederland
toert met Russische geestelijke muziek. Daarna volgden het Concertgebouworkest met Mossolofs
IJzergieterij en het Concert voor piano en trompet van Sjostakowitsj, en het
Residentie Orkest met Sjostakowitsj' Tiende symfonie. Ook in de IJsbreker klonk Russische muziek:
zes werken uit de Russische avantgarde, gespeeld door Musica Moderna Amsterdam.
En ga zo maar door. Veelgespeelde componisten als Tsjaikofski of Prokofjef nog buiten beschouwing
gelaten; er gaat nog meer Sjostakowitsj (onder meer bij het Nederlands Philharmonisch Kamerorkest en in
enkele kamermuziekconcerten). Daarnaast zien we op 12 maart een benefietconcert voor het Nederlandse
Rode Kruis door de Marinierskapel en de Koninklijke Militaire Kapel, met muziek van Glinka, Kozjevnikof
en Katsjatoerian. Daags tevoren brengt pianist Geoffrey Madge in de IJsbreker onder het motto
Verboden klanken een recital met Russische avantgarde uit de jaren twintig en dertig. Op 26
maart sluit het Schönberg Ensemble voorlopig de rij met een uitvoering van moderne Russische
muziek.
Er ritselt iets, met al die Russen om ons heen. Bij het Holland Festival leven ook al plannen tot
uitwisseling met de Sovjet-Unie. Gezien de jongste politieke en culturele ontwikkelingen in de
Sovjet-Unie mag men vermoeden dat de Westeuropese nieuwe muziek-festivals, na een lange periode van
contactarmoede, de komende jaren ook heel wat jonge Russen in de aanbieding zullen hebben.
Een bescheiden voorbode leek het concert van het ensemble Musica Moderna Amsterdam, dat vrijdag in
De IJsbreker een programma uitvoerde met muziek uit een sector die je min of meer zou kunnen
omschrijven als het Russische marge-circuit. Muziek waarin het oog gericht is op ontwikkelingen uit de
westerse avant-garde, maar waarin ook niet zelden wordt teruggegrepen op Russische regionale tradities.
Dat je je bij het woord "modern" niet per definitie iets wereldschokkends
moet voorstellen bleek vrijdag bij Musica Moderna Amsterdam.
Musica Moderna Amsterdam is een ensemble met de amateur-status en bestaat grotendeels uit
conservatoriumstudenten. Voorheen opereerde het gezelschap onder de naam ASKO-orkest, maar het heeft
zich een nieuwe naam aangemeten omdat het voortdurend werd verward met het professionele ASKO-ensemble.
Het gezelschap heeft, mede als gevolg van vele wisselingen in bezetting, tijden van voor- en tegenspoed
gekend, maar de uitvoeringen bewegen zich weer op een behoorlijk niveau.
Toch was een stuk als Tovem van de Tigran Mansoerjan, met zijn halsbrekende solopartijen en
kwetsbare fluister-akkoorden, vooral voor de strijkers te hoog gegrepen. Mansoerjans stuk, gecomponeerd
in 1979, is gedeeltelijk geïnspireerd door de traditonele muziek van Armenië en kenmerkt zich
door een soepele en vindingrijke behandeling van de melodie. Oorspronkelijke muziek stuk met sterk
theatrale momenten.
Zaken als twaalftoonstechniek en atonaliteit zijn door het repressieve klimaat pas in de loop van de
jaren zestig weer een rol van betekenis gaan spelen in de Russische muziek. De "modernen" in dit
programma, hoe uiteenlopend ze mogen zijn, hebben achtergelopen op ontwikkelingen elders. Bij
componisten als Ledenjof en Ekimofski hoor je inhaalmanoeuvres.
Dat hoeft niet per definitie te leiden tot negatieve kwalificaties. De Sieben Stimmungsbilder
(1967) en de Drei Nocturnes (1968) van Roman Ledenjof bewezen het. Het zijn korte snippertjes
muziek, waarin elke toon een essentieel bestanddeel is en instrumentale en harmonische kleuren naadloos
vervloeien. Ledenjofs aforistische werkwijze is hoorbaar geënt op die van Anton Webern, maar heeft
toch een eigen, weldadige helderheid. Een kwaliteit die de Kammervariationen van Viktor
Ekimofski, met zijn vloeiende en langgerekte, maar nogal grofkorrelige componeertrant helaas
ontbeerden.
Langgerekte spanningsbogen zijn ook kenmerkend voor het als een reeks canons opgebouwde In
memoriam Igor Stravinsky van Dmitri Smirnof, gecomponeerd in 1981 en daarmee het meeste recente
werk in dit programma. Een lange treurmarspassage aan het slot sorteert groot effect.
Uit 1966 stamt de Sinfonie nr. 3, opus 36 voor zeventien solomusici van Boris Tisjtsjenko.
Een oeverloze aaneenschakeling van verkeerd begrepen "avantgardismen" en waterige Sjostakowitsj-thee,
die, temeer daar het als slotstuk werd opgedist, een hinderlijke nasmaak achterliet.
© Frits van der Waa 2006