de Volkskrant van 12 maart 1988, Kunst, recensie
Bolbliksems van Crego
voor lege stoelen
Muziek van Crego, Carter en Lachenmann, door Asko Ensemble en Slagwerkgroep Den Haag o.l.v. Peter
Eötvös, m.m.v. Pi-Hsien Chen en Elisabeth Chojnacka. In de Doelen, Rotterdam. Herhaling:
Amsterdam. 13 maart.
De musici van het Asko Ensemble en de Slagwerkgroep Den Haag leverden in de vijfde aflevering van de
Nieuwe Serie voor een angstig lege Grote Zaal van de Doelen geconcentreerde, gave uitvoeringen van werk
van Crego, Carter en Lachenmann: een gemengde collectie muziek, met "complexiteit" als enig
gemeenschappelijk ingrediënt.
Als altijd dringt het Asko, aangevoerd door Peter Eötvös, door tot de hogere orde die
schuil gaat achter een dikwijls ingewikkeld ogende buitenkant. Dat dat in het Dubbelconcert van
Elliott Carter voor klavecimbel, piano en twee orkestgroepen niet voortdurend lukt komt mede door de
onwerkzame combinatie van de beide solo-instrumenten. Noch het schitterende spel van de beide solistes,
Elisabeth Chojnacka en Pi-Hsien Chen, noch de hier toegepaste elektrische versterking van het
klavecimbel kon het klankbeeld in evenwicht brengen.
Het begin van Mouvement (-vor der Erstarrung) van Helmut Lachenmann maakt eveneens een
moeizame indruk. Lachenmann heeft een voorliefde voor oneigenlijk gebruik van het instrumentarium.
Strijkers en slagwerkers vegen over hun instrument, blazers ademen vrijwel geluidloos door de buis, of
ratelen zachtjes met hun kleppen. De activiteit is groot, de klank minimaal en astmatisch. Maar al snel,
nog voordat de compositie escaleert in een sappig perpetuum mobile, wordt hoorbaar dat
Lachenmann zijn bizar klankpalet (inclusief een drietal Klingelmachines, een soort gestemde
deurbellen) met grote verfijning hanteert.
In Pharos van Cliff Crego is de optelsom van de lastige, wringende, individuele partijen het
meest kernachtig. Richting en energie zijn duidelijk waarneembaar. Het stuk klinkt als een
rondwervelende reeks bolbliksems, die voortdurend van kleur verschieten.
In De Nieuwe Serie werken samen het Asko Ensemble, het Nederlands Kamerkoor, het Schönberg
Ensemble en de Slagwerkgroep Den Haag. De programma's bevatten vooral muziek die is geschreven voor een
uitgebreid, solistisch bezet kamerorkest. Te groot voor servet en te klein voor tafellaken, en daarom
zelden gespeeld.
De concertreeks bestaat uit zes programma's, met enkele monumentale werken van Olivier Messiaen als
steunberen, en gaat in de grote zalen van de vier grote steden. De formule werkt niet erg. Vooral in
Rotterdam en Amsterdam is de opkomst minnetjes en verscheidene van de "grote" stukken blijken in
zo'n enorme zaal net te kleinschalig van karakter.
In Zaal De Unie, vlakbij de Doelen, is het omgekeerde het geval. Publiek en musici zitten op elkaars
lip, en de akoestiek is zodanig dat zelfs de ijlste flageoletnoot de luisteraar vol tussen de ogen
treft. Verre van ideale condities voor gROep 20, een van de jonge, op Asko-leest geschoeide ensembles
voor moderne muziek.
Met werk van Theo Loevendie, Jan Wisse, Istvan Lang en Judith Weir bevatte het programma van gROep
20 minder complexe muziek dan dat van het Asko Ensemble.
Helaas en het Asko-concert in de Doelen lijkt het te bewijzen zijn die kleine,
gortdroge zalen nog steeds de natuurlijke omgeving van de moderne muziek. Maar je leert wel spelen op
zo'n akoestische stormbaan.
© Frits van der Waa 2006