de Volkskrant van 2 april 1988, Kunst, reportage
Liefde voor 'n mooi bruin ding en lage tonen
AMSTERDAM - "Een zuivere toon op een contrabas is louter toeval", vond Brahms. Hij sprak uit ervaring,
zijn vader was contrabassist. In de Internationale Contrabas Week, die vanaf morgen gehouden wordt in
de Amsterdamse IJsbreker, zullen twintig bassisten, onder wie een aantal internationale coryfeeën,
hun uiterste best doen om Brahms' ongelijk aan te tonen.
Het programma belicht de contrabas als solo-instrument in al zijn facetten. Het omvat een dicht
gestapeld aanbod van concerten, workshops, masterclasses en lezingen, alsmede een tentoonstelling over
de geschiedenis van de bas en een expositie van basbouwers uit binnen- en buitenland.
De basweek onderscheidt zich van eerdere projecten, waarin de fluit, de gitaar, de altviool en de
hoorn in het middelpunt stonden, doordat er gelijke aandacht besteed wordt aan geïmproviseerde en
gecomponeerde muziek. "Met opzet hebben we de deelnemers de mogelijkheid geboden zelf een pakket samen
te stellen", zegt IJsbreker-medewerkster Irène Otter. "En eindelijk begint het te komen dat de
musici niet alleen in hun eigen straatje kiezen, maar van alle twee categorieën wat meenemen."
Docenten in de basweek zijn meesters van de contrabas-improvisatie als de Amerikanen Ray Brown en
Dave Holland, en de Deen Niels-Henning Ørsted Pedersen. In de sector van de gecomponeerde muziek
zullen de Amerikaan Bertram Turetzky, de Tsjech Frantisek Posta, en de Spaanse gamba-speler Jordi Savall
hun opwachting maken. De Russische bassist Rodion Azarkhin, wiens komst was aangekondigd, heeft geen
toestemming gekregen van zijn orkest. Posta vervangt hem.
Verder zijn er optredens van het Maarten Altena Kwartet, Grand Duo Concertant, Jeff Bradetich, Peter
Luit, Quirijn van Regteren Altena, Jacques Schols, Anthony Woodrow, het Amsterdam String Trio, en vele
anderen.
Handen
Anneke Hogenstijn is deeltijd-bassiste bij het Nederlands Ballet Orkest en heeft bij de samenstelling
van de basweek een belangrijke adviserende stem gehad. Met haar kleine handen en haar tamelijk geringe
lengte is ze de wandelende weerlegging van het idee dat alleen lange mannen met grote grijpvingers
contrabas kunnen spelen.
"Het heeft niks te maken met hoe groot of klein je bent", zegt ze. ,Je moet leren hoe je je kracht
moet gebruiken, hoe je zo min mogelijk doet. Er zijn wel mensen met zulke dunne vingers of
anderssoortige spieren dat ze zo'n snaar niet naar beneden kunnen krijgen, dat bestaat. Er zijn nu veel
vrouwen die bas spelen of studeren, ook in Amerika en Engeland. In Duitsland is het heel moeizaam want
daar willen de orkesten sowieso al geen vrouwen, en op contrabas al helemaal niet."
De gangen en de caféruimte van de IJsbreker zijn niet ruim bemeten. Alleen al het denkbeeld
van een basweek tovert hilarische taferelen voor het geestesoog: een stoet van bassisten, manoeuvrerend
met hun logge instrumenten, met daarachter een spoor van omgevallen cappucino's en verpletterde
kaascroissants.
Irène Otter denkt genoeg ruimte te hebben voor alle instrumenten. Maar dat is niet de enige
zorg. "Hoe voorkom je dat iemand met andermans bas de deur uitwandelt, met een vestiaire met kaartjes
of zo? Er zijn veel studenten van buiten de stad die hun bas hier willen laten staan, dus ik heb de
verzekering aanmerkelijk uitgebreid."
De contrabas is een onhandig instrument. Alle bassisten kampen met vervoersproblemen. Je kunt het
instrument wel in een speciale flightcase verpakken, maar dan is het bijna niet te tillen.
Hogenstijn: "Ik vervoer mijn bas nu in de auto. Twee jaar lang heb ik gefietst met de bas op de rug,
een kussentje op de bagagedrager. Alleen als het hard woei was het gevaarlijk."
"Je maakt de gekste dingen mee. Taxichauffeurs die zeggen: 'Nee, we nemen ook geen honden mee.' Daar
gaat bijvoorbeeld een stuk over dat Joelle Léandre vrijdag speelt. Taxi heet het. Van
alle dingen die ze heeft meegemaakt met taxichauffeurs heeft ze een compositie gemaakt."
"De bas meenemen in het vliegtuig is een groot probleem. Je kunt hem niet in het ruim stoppen. Klaus
Stoll heeft dat eens gedaan. Hij had afgesproken dat er niets anders in gezet zou worden, en de
deur werd afgesloten waar hij bij was. Hij kwam aan, en toen stond er een rolstoel in zijn bas. Hadden
ze er toch nog ingeschoven. Een Maggini uit 1610, afschuwelijk."
"De meeste bassisten nemen hun bas mee in de cabine. Dan moet je dus een extra stoel betalen. Maar
er zijn luchtvaartmaatschappijen die dat ook al niet goed vinden. Dan moet je boeken voor jezelf en
voor Mr. Bass. En dan gewoon je tickets laten zien en doorlopen. Zo gaat dat."
Wat beweegt musici om voor zo'n onhandelbaar instrument te kiezen? "Een milieukwestie", zegt bassist
Maarten Altena. "Het was een soort protest tegen middleclass-jazzmuziek. Ik speelde eerst cello, en ik
ben als het ware een octaaf gezakt. De bas was voor mij omgeven door een grote romantische wolk. Die
bassisten die ik zag kregen erg veel applaus, als een soort omgekeerde discriminatie. En ik vond het er
prachtig uitzien, zo'n groot, glanzend donkerbruin ding."
Anneke Hogenstijn, begonnen als violiste, kreeg toevallig op haar zeventiende voor het eerst een
contrabas in handen. "Ik voelde me meteen aangesproken. Ik ben dol op lage geluiden, ik ben naderhand
ook fagot gaan spelen. Ik hoef niet vooraan op het podium te zitten. Viool spelen deed me eigenlijk
altijd pijn, mijn zieltje kon niet zo goed tegen dat gepiep. En na drie maanden les op de contrabas
wist ik het: dit is mijn vak. Terwijl ik alleen nog maar losse snaren kon spelen."
Voor de contrabas bestaat, in vergelijking met andere instrumenten, heel weinig repertoire. Het zijn
vooral toondichters van de tweede garnituur, of virtuoze basspelers, zoals Dragonetti, Koussevitzky of
Bottesini. De meeste bassisten behelpen zich met bewerkingen van cellostukken.
De contrabasweek bevat staaltjes van al dat repertoire, oud of nieuw, oorspronkelijk of bewerkt. Van
Corelli tot Scelsi, van Schuberts Arpeggione tot The wonderful widow of 18 springs van
John Cage. En met oude muziek voor verwante instrumenten als de violone en de viola da gamba.
In de 20e eeuw heeft vooral Bertram Turetzky veel componisten aangespoord voor contrabas te
schrijven, vertelt Hogenstijn. "Dikwijls zijn dat echte jaren zestig-stukken, waarin alle door Turetzky
ontwikkelde klanken en effecten ook gebruikt worden. Dat vind ik niet zulke fantastische stukken, maar
het hoort wel bij die periode. Maar ook componisten als Xenakis en Scelsi hebben voor contrabas
geschreven, en dat zijn toch echt muziekstukken en geen circusnummers voor een raar instrument. Dat is
zo belangrijk, dat er fatsoenlijke stukken geschreven worden met gebruik van de mogelijkheden van het
instrument."
© Frits van der Waa 2006