Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 13 mei 1988, Kunst, vooruitblik

TV-DOCUMENTAIRE EN MANIFESTATIE ROND GLENN GOULD

Een fascinerend portret van een controversieel musicus

AMSTERDAM - De pianist is een sjofele figuur met vermoeide ogen, en sterk uitgedund, ongekamd haar. In een smetteloos witte studio speelt hij de Toccata uit Bachs zesde Partita. De camera legt hem vast in omtrekkende bewegingen. Hoe hij, vanaf een bouwvallig en onwaarschijnlijk laag klapstoeltje, dat het klavier bijna op schouderhoogte brengt, zijn handen over de toetsen laat zwerven. Hoe hij in de lucht meegebaart zo gauw hij even een hand vrij heeft. Hoe hij in volle overgave met het hoofd zwaait, en zachtjes meezingt. In zijn helder en welsprekend spel klinkt desondanks geen spoor van pathetiek. Elke toon is dienstbaar aan de grote structuur, maar heeft toch zijn eigen lading.

Toen de Canadese pianist Glenn Gould in 1982, amper 50 jaar oud, overleed aan een hersenbloeding, was hij al bijna een legende. Op 32-jarige leeftijd had hij zich teruggetrokken uit de concertpraktijk. Vanaf 1964 kon het publiek hem alleen nog volgen via de grammofoonplaat en de beeldbuis – volgens Gould de adequate communicatiemiddelen van deze tijd.

Het programma Glenn Gould speelt en praat, vanavond om half negen bij de NOS op Nederland 3, biedt een fascinerend portret van de controversiële musicus. Het is een enigszins ingekorte versie van een vierdelige Franse produktie uit 1974.

De uitzending is tevens de inzet van een Glenn Gould-manifestatie, die tot 12 juni plaatsvindt in de Amsterdamse Vondelkerk. De kern van de manifestatie is een eenvoudige, maar goed verzorgde expositie, opgeluisterd met talrijke video-vertoningen. In een door de (Nederlandse) Glenn Gould Society georganiseerd symposium komen morgen voor- en tegnstanders van Goulds opvattingen aan het woord. Zondag volgt een concert in de Kleine Zaal van het Concertgebouw, met onder andere de Nederlandse première van Goulds strijkkwartet.

Gould was meer dan musicus of pianist, hij was kunstenaar en filosoof. Hij uitte zijn eigenzinnige denkbeelden in geschriften en in televisie-programma's. Maar ze vonden hun neerslag bovenal in zijn vertolkingen. Hij stoorde zich niet aan traditionele opvattingen en soms zelfs niet aan de aanwijzingen van de componist. Toch was hij in de eerste plaats dienstbaar aan de noten. Hij probeerde uitsluitend bloot te leggen wat volgens hem de essentie van een compositie was (de luisteraar moet zijn soms duidelijk hoorbaar meehummen daarbij op de koop toe nemen).

De technieken van de opnamestudio dienden hem daarbij tot hulpmiddel. De film toont Gould aan het werk in de studio, spelend, luisterend, zichzelf corrigerend in verschillende takes, wikkend en wegend bii de eindmontage.

Gould was een welbespraakt, spontaan prater. In gesprek met Bruno Monsaignon ontvouwt hij prikkelende, maar goed gefundeerde denkbeelden over de piano en pianomuziek, over zijn podiumoptredens (a curious kind of arena-like blood-sport) en zijn "retraite" daaruit, en over zijn muzikale voorkeuren, die verrassend uiteenlopen. Van tijd tot tijd wipt hij monter achter de vleugel om het besprokene in muziek toe te lichten.

Gould is vermaard als Bach-vertolker, maar hij speelde evengoed Brahms, Haydn, Mozart en Beethoven, en zijn interpretaties van Berg, Schönberg en Webern, de componisten van de Tweede Weense School, zijn zo niet gezaghebbend, dan wel meeslepend.

When he wrote opus 1, Berg hit it bang on, zegt Gould, en adstrueert dat met zijn vertolking van Bergs pianosonate. Daarnaast komen Bach, Schönberg en Skrjabin uitvoerig aan de orde. Boeiend is een experiment waarbij Gould in twee van Skrjabins pianowerken met verschillende microfoon-opstellingen een soort van gechoreografeerd klankperspectief wil bereiken: "Skrjabin, een man die steeds maar zijn ene magische akkoord opschreef, en toch een man die geur, kleur, alle sensuele aspecten in de waarneming van de muziek wilde betrekken".

Een hoogst amusante passage is die waarin Gould, luid meezingend, zijn weinig orthodoxe visie op Wagners Meistersinger ten beste geeft. Van een volkomen andere kant toont hij zich met een Pavane van Orlando Gibbons, zijn favoriete componist, in wie hij een zoeker naar de eigen identiteit meent te herkennen – en daarmee, voor wie tussen de regels door luistert, zichzelf.


© Frits van der Waa 2006