de Volkskrant van 20 mei 1988, Kunst, recensie
Haagse buitenbeentjes ruig te werk
Muziek van De Laat, Sauer, Rijnvos, De Graaff en Isaksson, door Marc Drost, het Componistencollectief
e.a., in het Koninklijk Conservatorium, Den Haag.
Het meest gewone stuk van de avond was een compositie voor vier slagwerkers en basblokfluit, getiteld
Zaghurim, whose number is twenty-three and who kills in an unnatural fashion, geschreven door
Richard Rijnvos (1964) en mede mogelijk gemaakt door Hoogovens, IJmuiden.
Het was de derde aflevering van de reeks "meiconcerten", waarin het Haagse Conservatorium ieder jaar
werk van studenten en docenten aan het publiek voorlegt.
In het werk van Rijnvos wringt basblokfluitiste Mignon Zwart zich in kreten en dubbeltonen door een
hecht netwerk van percussieklanken. Op nauwkeurig voorgeschreven momenten dient ze bovendien kettingen
in een metalen bak te laten vallen. De bijdrage van Hoogovens, een donderplaat van zes bij anderhalve
meter, wordt door Rijnvos met gepaste terughoudendheid, maar niet zonder effect ingezet.
Zaghurim is een ambitieus werkstuk. Het heeft kwaliteit. De doortimmerde inwendige organisatie van
de klank verraadt de invloed van Rijnvos' docenten Jan van Vlijmen en Brian Ferneyhough. Maar de context
waarin dit onorthodoxe stuk wordt gepresenteerd maakte dat het klonk als een eerbiedige voortzetting
van een academische traditie.
Want de jonge Haagse componistengarde herbergt een paar buitenbeentjes met een ruige, onbekommerde
manier van muziekmaken, eerder geöriënteerd op popmuziek dan op serialisme en Stockhausen.
Uit hun stukken, veelal door henzelf uitgevoerd aan de hand van notities op losse vodjes papier,
spreekt een zinneprikkelend gebrek aan goede manieren.
Air van Marion de Laat lijkt een late Fluxus-grap. Het is geschreven voor acht air
instruments ballonnen dus. De spelers laten de lucht piepend ontsnappen en wrijven krakende
geluiden uit het rubber. Humoristisch is het zeker, en dat de instrumenten aan het slot worden
doorgeprikt is van meet af aan voorvoelbaar. Maar toch is het stuk ook een systematische verkenning van
een onontdekte klankwereld, met ritmische rijkdom, solo-partijen en een orkestrale lay-out.
Human Feedback voor één zanger van Huba de Graaff is een ideeënstuk. De
zanger vormt met twee handen een "gehoorgang" van mond naar oor, en concentreert zich op deel-aspecten
van de klank. Daarbij ligt de nadruk op extreme vervorming, ruisgeluiden en dubbeltonen. Marc Drost,
staand tussen het publiek, maakte het introverte stuk tot een dwingende performance.
Een voor dit concert geformeerde componistenpopgroep scherpte in vier stukken de extreme toonzetting
van het concert nog verder aan met een subtiel en melodisch stuk van Madeleine Isaksson, een ritmisch
pulserend werk van De Laat, en twee explosieve porties componistenpunk, amper een minuut lang, van De
Graaff en Arthur Sauer. In de waanzinnige samenballingen van rauw, onversneden elektrisch geluid in
diens Clothed in firwood, riding a white sedan waart de geest van Captain Beefheart rond. Laat
voormalig directeur Jan van Vlijmen er maar niet van horen.
Er heerst discipline in de muziek van de Haagse onrustzaaiers, de chaotische buitenkant ten spijt.
Het is bondige, anarchistische pamfletmuziek, niet geschreven voor de eeuwigheid, maar voor het
onherhaalbare moment van de uitvoering. Dat kan de nieuwe impuls zijn die de hedendaagse muziek zo
hard nodig heeft.
© Frits van der Waa 2006