de Volkskrant van 13 juni 1988, Kunst, recensie
BEVLOGEN CONCERT ONDER REINBERT DE LEEUW
Arleen Augér zingt perfect
met Schönberg Ensemble
Holland Festival: Muziek van Schönberg, Berg en Webern door het Schönberg Ensemble en Arleen
Augér o.l.v. Reinbert de Leeuw. Concertgebouw, Amsterdam.
Het Holland Festival wordt behalve door geldgebrek ook geplaagd door dirigeerontstekingen en
strotverstuikingen. Twee Stockhausen-concerten in het Off Holland-Festival en het Gala van de
Nederlandse Muziek, die deze week zouden plaatsvinden, zijn reeds van de agenda afgevoerd.
Het programma van het Schönberg Ensemble en sopraan Arleen Augér ging daarentegen wel
door, ondanks de zere keel van de zangeres. Gelukkig, want het was machtig mooi. Niets verried de
blessure, of het moest die enkele moeizaam bereikte hoge noot in Bergs Altenberg-liederen zijn.
Maar die partij is zo extreem, dat zelfs een vocalist in topconditie zich voor een hapering niet hoeft
te schamen.
Het concert bevatte vijf staaltjes van het destijds angstwekkende, maar nu betoverende dynamiet
waarmee Arnold Schönberg, Alban Berg en Anton Webern omstreeks 1910 de tot dan toe geldende
grondslagen van de muziek wegvaagden. Dinsdag en woensdag speelt het Schönberg Kwartet, opnieuw
met Arleen Augér, nog drie stukken uit die periode in Amsterdam en Den Haag.
In Schönbergs Kammersymphonie op.9 uit 1906 is goed te horen hoe het tonale universum
bijkans bezwijkt onder de middelpuntvliedende krachten die worden ontketend. Maar de inwendige spanning
zit hem niet alleen daarin. Elke noot in het dicht opeengepakte orkest weefsel heeft lading en
betekenis, maar is tegelijkertijd onderdeel van de grote abstracte woelingen die het stuk zijn vorm en
richting geven.
Eenzelfde intensiteit kenmerkt ook Weberns Passacaglia op.1, maar de ondertoon is weemoediger.
Reinbert de Leeuws bewerking voor kamerorkest doet de huiver van de fin de siècle sterk op de
voorgrond treden. In de Sechs Stücke für Orchester op.6, uitgevoerd in een kamerversie van
Webern zelf, noopte de behoefte aan een kernachtige expressie, samen met het vervallen van de
tonaliteit, tot een extreme bondigheid.
Bergs twee liedcycli eveneens bewerkt voor kleine bezetting, naar analogie van de door
Schönberg en de zijnen beoefende praktijk zijn in bredere streken geschilderd, maar ook
hier is de muziek dikwijls al haast vervluchtigd voor ze het trommelvlies raakt. Vooral de vijf
Altenberg-liederen, hier gespeeld in de stijlvolle en delicate reductie van Diderik Wagenaar,
zijn magistrale miniaturen.
Het Schönberg Ensemble heeft al eerder, met zangeressen als Marjanne Kweksilber en Jard van
Nes, hoogstaande interpretaties van dit repertoire ten gehore gebracht, maar de combinatie met
Augér is perfect. Zij is de ideale vertolkster van deze muziek, die met haar ragfijne dynamische
schakeringen eerder om een lyrische dan om een gepassioneerde benadering vraagt. De bezielende leiding
van Reinbert de Leeuw, het geconcentreerd spel van het ensemble en de vloeiende, natuurlijke voordracht
van Augér, die haar eigen persoonlijkheid schijnbaar ondergeschikt maakte aan de muziek,
vloeiden samen in een bevlogen wisselwerking.
© Frits van der Waa 2006