de Volkskrant van 9 juli 1988, Kunst, recensie
HERSTAM WINNAAR IN HAARLEM
Improvisatiekunst kwijnt weg bij orgelconcours
HAARLEM - De identiteit van de deelnemers aan het Haarlemse Internationaal Orgelconcours blijft voor
het publiek zowel als voor de jury een geheim, dank zij het rugwerk van het imposante, nu 250-jarige
Müller-orgel, dat de spelers aan het oog onttrekt.
Bij de donderdag voltrokken finale was het duidelijk dat Deelnemer Twee met kop en schouders uitstak
boven zijn drie mededingers. Hij won het dan ook met glans, de 30-jarige Zweedse organist Stefan
Therstam.
Bij het bekendmaken van de uitslag plaatste de jury, gevormd door Daniel Roth (Frankrijk), Hans
Haselböck (Oostenrijk), en Bert Matter (Nederland) een diplomatiek geformuleerde kanttekening: "De
vrijheden die de kandidaten geboden zijn, bleken in de meeste gevallen tot een te grote mate van
vrijheid te leiden." Met andere woorden: er werd te veel gerotzooid.
Lof
Op Therstam had die kritiek geen betrekking. Integendeel, de jury loofde zijn "constructief en
organisatorisch omgaan met het materiaal", twee thema's van de Franse organist Jean Langlais, alsmede
zijn behandeling van het instrument en de akoestiek van de St. Bavokerk.
Het 37ste concours in successie was op andere leest geschoeid dan in voorgaande jaren. Voorheen werd
aan de hand van opgestuurde opnamen een viertal finalisten uitgekozen, maar nu moesten de kandidaten
zich in twee voorronden met elkaar meten. Dat komt een evenwichtige beoordeling uiteraard ten goede.
Van de negen deelnemers mochten er drie door naar de finale. Therstam trad in het krijt met Matthias
Nagel uit West-Duitsland, met de Engelsman Kerry Beaumont en met de Tsjech Jaroslav Tuma. Tuma, die
twee jaar geleden het vorige concours won, was nog volgens het oude reglement automatisch
toegelaten tot de finale.
Organisten zijn altijd de hoeders van de improvisatiekunst gebleven. Het is een kunst die zijn
wortels heeft in het tijdperk van de barok, en dan ook nog steeds zwaar leunt op de muzikale grammatica
van die tijd.
Dat die anachronistische inslag tot wrijvingen met de inmiddels sterk gewijzigde muziektaal kan
leiden is bij vroegere afleveringen van het concours meer dan eens gebleken. Vingers en voeten van
menig organist zijn geconditioneerd op de harmonische staketsels waarop bij Bach, of in gunstiger
gevallen bij Reger, de muziek gebouwd is. Met fiere, rechtomlijnde thema's in de trant van Merck
toch hoe sterck kunnen organisten wonderen doen. Krijgen ze een thema voorgeschoteld als dat van
Langlais, dat flirt met atonaliteit, dan raken de meesten in de knoop met hun reflexen.
Stilistisch
Therstam bleek als enige van de vier finalisten over de stilistische wendbaarheid te beschikken die
nodig is om de nogal geconstrueerde, ongemakkelijk in het oor liggende thema's van Langlais van een
passend gewaad te voorzien. In een reeks variaties ontvouwde hij allerlei speelse ideeën, om in de
daaropvolgende fuga, gebaseerd op een slim bedachte variant van Langlais' tweede thema, uitbundig uit
te barsten in over elkaar vallende, elkaar imiterende stemmen.
Het improviseren op een orgel als dat van de St.Bavo is als een rodeo op een mastodont. Deelnemer
Een (Kerry Beaumont) wist de rit uit te zitten zonder dat het beest hem te machtig werd. Zijn
improvisatie belandde, na een gereserveerd begin, in jovialer sferen, waarop een luide, maar goed
gedoseerde climax volgde. Maar het thematisch materiaal raakte in de loop van dat proces duchtig in
verval.
De Duitser Nagel zette meteen stevig in. Behalve door heroïsche, massieve registraties werd
zijn betoog evenwel gekenmerkt door lusteloos schuivende akkoorden, zinloze Spielerei met
tremulanten, en niet ter zake doend triomfgejubel. Hoewel Nagel bij vlagen vindingrijkheid aan de dag
legde, werd hij verpletterd door de koprol waartoe hij de mastodont ten slotte bewoog.
Blinde paniek
Tuma tenslotte, die als enige de gevraagde speelduur van een kwartier overschreed (en ruimschoots
ook), moet zijn aangegrepen door een soort blinde paniek, te oordelen aan zijn in het wilde weg
herkauwen van beide thema's, afgewisseld met even machteloze als rapsodische inlassen van eigen
vinding. Het is goed mogelijk dat Tuma, die immers in de voorrondes niet hoefde te spelen, de mentale
voorbereiding miste.
Maar waar praten we eigenlijk nog over? Het kunstje van Bach, die volgens de overlevering
zesstemmige fuga's improviseerde, hoeft een organist niet te kunnen evenaren. En vrijheid is blijheid,
ook prima, Maar als twee van de vier Haarlemse finalisten al bij de eerste expositie van het thema
klungelen met hun kruizen en mollen, en daarom de verkeerde noten spelen, ga je daar toch aan twijfelen.
© Frits van der Waa 2006