Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 29 augustus 1988, Kunst, reportage

PRINSENGRACHT EVEN INTIEME ZAAL

Mintz warmer als de bries frisser wordt

AMSTERDAM - Een schuit in de Amsterdamse Prinsengracht is niet het meest gepaste podium voor een internationaal gevierd musicus. Er is geen akoestiek en de vochtige avondkoelte bedreigt vingers en instrumenten. Maar Shlomo Mintz, de 31-jarige Amerikaanse meesterviolist van Russische origine, overwint die handicaps met gratie. Naarmate de bries frisser wordt neemt zijn spel zelfs toe in warmte en losheid.

Tussen Westermarkt en Reestraat ziet het zwart van de mensen. Ervaren luisteraars, sommigen al uren tevoren aanwezig, zijn gewapend met klapstoeltjes en thermoskannen. Op het water dobberen volgepakte schepen en bootjes. Muisstil volgen zo'n tienduizend belangstellenden het spel van Mintz en zijn begeleider Paul Ostrovsky, alom hoorbaar – maar met een discreet volume – dank zij een circuit van vele luidsprekers.

Het jaarlijkse Prinsengrachtconcert, zes jaar geleden begonnen als een "ideetje", is voor de organisatoren, pianohandel en -atelier Cristofori en Hotel Pulitzer, welhaast een prestige-object geworden. Met het optreden van Mintz en Ostrovsky lijkt het artistieke plafond zo ongeveer bereikt. Wie moet je hierna nog vragen? Een Brendel, een Horowitz?

Onder het felle licht van de televisiespots (de AVRO legt het concert vast voor latere uitzending) musiceren Mintz en Ostrovsky als een hechte twee-eenheid. Het duo werkt al vele jaren samen, en beheerst het subtiele spel van geven en nemen tot in de finesses.

Ontboezemingen

Waar in Mozarts Sonate in C, KV 301, hoe welsprekend en helder de voordracht ook is, nog een ondertoon van reserve klinkt, komt Mintz in Brahms' Sonate op. 120, nr.2 voor altviool en piano geleidelijk tot ware ontboezemingen. Maar de spelers houden de onstuimigheid goed in toom; de kracht van hun interpretatie ligt niet in groot bravour, maar in een intense concentratie op de in de noten verscholen mededeling.

De pauze duurt lang, vooral voor de velen die hun moeizaam verworven plaatsje niet durven te verlaten. De stemming van de vleugel wordt bijgewerkt, ijsco's lekken geruisloos op de kasseien, en er klinkt het luid geknap van versplinterende plastic bierglazen. In de binnenste ring van stoelen, gereserveerd voor genodigden, kiekt de voorzitter van de AVRO zijn gasten.

De duisternis is gevallen. In weerwil van de merkwaardige entourage en ondanks de afstand die hen scheidt van de rijen luisteraars die in de verte over een brugleuning hangen, krijgt het openluchtconcert een merkwaardig intieme atmosfeer, wanneer de kabbelende arpeggio's en welvende melodielijnen van Fauré's Sonate in A over de gracht klinken. De toon van Mintz' viool snijdt door de avond, nu eens watervlug en sprankelend, dan weer zingend van een lichte weemoed.

Het enthousiasme groeit hoorbaar, zowel bij de musici als bij het publiek, dat na elk deel spontaan in applaus uitbarst. Met de capriolen van Kreislers bekoorlijk wiegende Liebesfreud is de illusie volkomen. De Prinsengracht wordt, voor eventjes, de beste concertzaal van Amsterdam.


© Frits van der Waa 2006