de Volkskrant van 13 september 1988, Kunst, recensie
MUNTSCHOUWBURG BRENGT NIEUWE VERSIE
Opera Franz Schreker speelt
zich nu af in nazi-Duitsland
Die Gezeichneten, opera van Franz Schreker, door de Deutsche Oper am Rhein, onder leiding van Hans
Wallat en Günter Krämer, in de Muntschouwburg, Brussel.
Om het werk van de Oostenrijkse operacomponist Franz Schreker te horen moeten we nog steeds naar
Brussel. Net als Zemlinsky en Busoni heeft Schreker (1878-1934) een halve eeuw eenzame opsluiting in de
muziekencyclopedie doorgemaakt om daar nu weer uit te komen, voortgestuwd op een hernieuwde interesse
voor de muzikale manoeuvres in de flanken van Schönberg, Strauss en Stravinsky,
Dat de Schreker-revival, die tien jaar geleden begon in Duitsland, Nederland nog niet bereikt
heeft is het gevolg van de perikelen bij de Nederlandse Opera. Ex-intendant Jan van Vlijmen had
Schrekers Die Gezeichneten, uit 1918, destijds hoog op het verlanglijstje.
Die opera was dit weekeinde te zien in de Brusselse Muntschouwburg, in een enscenering van de
Deutsche Oper am Rhein uit Düsseldorf. In juni bracht de Munt al Schrekers Der ferne Klang
uit 1912, als eigen productie.
De hoofdpersoon van Die Gezeichneten is Alviano, een lelijke bultenaar, die een wondermooi
cultuurpaleis heeft doen oprichten, het Elysium. Helaas heeft hij de verkeerde vrienden. De lusthof
wordt het toneel van sadistische orgieën en moordpartijen.
Bij Schreker, die zijn eigen libretto's schreef, heeft zo'n verhaal altijd ook, een psychologische,
haast Freudiaanse betekenis. Want Alviano's poging om de ontluistering van zijn Elysium ongedaan te
maken, kan evengoed worden beschouwd als een worsteling met de duistere kanten van zijn ziel.
Schreker situeerde zijn drama in het Italië van de Renaissance. Maar regisseur Günter
Krämer heeft de tijd waarin het zich afspeelt verplaatst naar de periode van de nazi-overheersing.
De wellustige moordenaars verschijnen ten tonele als zwarthemden, Alviano zelf als een oude, morsige
jood met een keppeltje en een horrelvoet.
Psychodrama
Het is altijd (en vooral als je een Duitser bent) gevaarlijk om een verhaal zo'n draai te geven, hoe
integer Krämers intenties ongetwijfeld zijn.
Oorspronkelijk is het idee nauwelijks meer, maar het is hier tamelijk toepasselijk. Schreker, zelf
een jood, lijkt in zijn libretto, dat al klaar was in 1913, de gruwelen van twee wereldoorlogen te
hebben voorvoeld. Op het laatst van zijn leven heeft hij ze ook meegemaakt, want hij verloor zijn baan,
en de uitvoering van zijn opera's werd onmogelijk gemaakt; zijn vroegtijdige dood bespaarde hem wat nog
zou komen).
Als psycho-drama is Krämers Gezeichneten een sluitende voorstelling, maar op andere
niveaus laat ze twijfels en een lichte weerzin na. De perverse edelen als nazi's, geen bezwaar.
Krämer heeft dat bovendien redelijk discreet vormgegeven, met in de openingsbeelden een duidelijke
verwijzing naar Pasolini's film Salo, waarin De Sade eveneens tegen een fascistische achtergrond
wordt geplaatst.
Alviano als jood, dat is vervolgens een voor de hand liggende tegenstelling. Maar dat ontsluit wel
de weg naar allerlei minder welkome interpretaties. Een jood als weliswaar spijt betuigende
nazi-medeplichtige? Ze zijn er waarschijnlijk wel geweest, maar het is vast niet Krämers bedoeling
dat de opera daarover gaat.
Problematischer is dat Krämer Alviano zo nadrukkelijk uitbeeldt als een vette, handenwrijvende
jood. De Amerikaanse tenor William Cochran geeft de rol met enorme inzet en inlevingsvermogen gestalte,
maar hij blijft, alle groeiende vertwijfeling en waanzin ten spijt, een cliché.
Maar de twijfels over Krämers uitgangspunt daargelaten, is het een perfect geregisseerde
enscenering. Cochran krijgt voortreffelijk tegenspel van Trudeliese Schmidt, die als de schilderes
Carlotta aanvankelijk liefde voor de lelijke man opvat, maar toch in de ban raakt van de wellustige
krachtpatser Graaf Tamare (een rol die, vooral in fysiek opzicht, uitstekend wordt vervuld door Sigmund
Cowan). De Nederlandse bas Harry Peeters neemt de vierde belangrijke partij, die van Hertog Adorno voor
zijn rekening, getooid met rijlaarzen en een sinister Deelder-brilletje. Peeters is een sterke zanger,
die in Nederland onlangs nog te horen was in Don Carlos.
De naargeestigheid van de geschiedenis wordt zwaar aangezet door de decors van Xenia Hausner. Te
zwaar soms: "Carlotta's" enorme schilderij, een doek vol blote lichaamsdelen, dat op gegeven moment
opgehesen wordt, is zonder die ene getatoueerde davidsster al hard genoeg.
Het toneelbeeld is overwegend kaal en zwart, de belichting summier en hard, met hier en daar giftige
groene en paarse spotlichten. Een groot grijs Luxaflex-scherm, ter breedte van de hele toneelopening,
wordt met groot effect benut. Vooral de scène waar Carlotta ten prooi valt aan de fatale
lichamelijke aantrekkingskracht van Tamare is visueel sterk vormgegeven, met een menigte grijpende
handen (overigens weer een filmcitaat, ditmaal uit Polanski's Repulsion), die haar vanuit het
jaloezieënwerk betasten.
Waar de muziek van Schrekers eersteling, Der ferne Klang, opwinding en
nieuwsgierigheid teweegbracht, omdat ze zo veel onverwacht moderne en avontuurlijke momenten bevatte,
stelt de partituur van Die Gezeichneten enigszins teleur. Schreker lijkt zich in deze opera,
zijn derde, weer teruggetrokken te hebben in de schemerwouden van de post-Wagneriaanse chromatiek.
Het neemt niet weg dat het weelderige muziek is, met illustere klankmengsels, kwellend onopgeloste
akkoorden en toch nog menig saillant detail. Voor het Düsseldorfer Symphoniker, aangevoerd door
Hans Wallat was het een moeilijke opgaaf. De vele stevige fortissimo's en crescendo's
kwamen er goed uit, maar bij fijnzinniger passages lieten vooral de koperblazers het afweten.
Dat Schreker een intelligent librettist was, dat hij niet alleen beschikte over groot compositorisch
vakmanschap, maar ook over een scherp ontwikkeld muziekdramatisch instinct, en dat hij een boeiende
overgangsfiguur tussen Wagner en Berg was, wiens werk ten onrechte in het vergeetboek beland is, dat
alles is met zijn twee in Brussel opgevoerde opera's afdoende aangetoond.
© Frits van der Waa 2006