de Volkskrant van 27 december 1988, Kunst, recensie
The Messiah als al te gediciplineerde golfslag
Mannelijke alten krijgen geen
kerstkaarsje aan het flakkeren
Messiah van Handel, door The Sixteen Choir and Orchestra en solisten o.l.v. Harry Christophers, in
Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.
Denk aan Handels Messiah, en gewillig tovert het oor een eikenhouten meubelstuk vol denkbeeldige
monsterkoren, robuust pompende bassen en hemelbestormende hallelujahs tevoorschijn.
Zo wil de traditie het nu eenmaal. Het begon al in 1784, toen bij een Londense uitvoering niet
minder dan 157 strijkers, 71 blazers, en een koor van 257 zangers in het geweer werden geroepen, alsmede
speciaal voor de gelegenheid ontworpen contra-pauken en een clavecimbel dat met een hefboomsysteem aan
het orgel verbonden was. Ook de wetenschap dat in de tweede helft van de vorige eeuw bij Handelfestivals
geregeld meer dan 4000 zangers deelnamen aan het stuk werpt enig licht op de muzikale gestalte waarin
Handels dratorium generaties lang het collectief onderbewustzijn is ingeploegd.
Alleen al de beperkte voortplantingssnelheid van het geluid moet de muzikale waarde van dergelijke
massa-uitvoeringen hebben teruggebracht tot die van een supporterslied.
De moderne uitvoeringspraktijk (want dat is inmiddels haast een toepasselijker term dan "authentiek"
of "historisch") schrijft anders voor. Zo verscheen het Engelse koor The Sixteen
vrijdag in het Utrechtse Muziekcentrum met een "uitgebreide" bezetting van achttien zangers, en bestond
het orkest uit slechts twintig musici. Met minder kan het ongeveer niet.
De zaal zelf zat daarentegen stampvol.
Waar maar enigszins plaats te vinden was waren er stoelen bijgezet. De toch vrij ruime akoestiek van
Vredenburg, kennelijk niet bestand tegen een zo grote extra portie absorberend publiekstextiel, was
opeens opvallend dof.
Maar het belette The Sixteen niet een voortreffelijke uitvoering te geven, waarin elke individuele
prestatie in dienst stond van het geheel. Dat gold ook voor de solisten. Alle vier nog tamelijk jong,
voor in de dertig, nog niet in het bezit van een grote, opvallende stem of een podiumpersoonlijkheid,
maar gewoon uitstekende zangers. Vooral sopraan Lorna Anderson bewerkstelligde dankzij een superieure
vocale beheersing de schijn van een aan het bovenaardse ontsprongen eenvoud.
Want in de Messiah is de blik voortdurend hemelwaarts gericht. Het is een oratorium zonder
verhaal: het libretto oogt als het lang aandringen van een Jehovah's Getuige, en bespreekt in
bijbelcitaten de aankondiging, het lijden, en de toekomstige almacht van de Verlosser. Temidden van de
rijkgeschakeerde aria's en recitatieven fungeren de koorpassages als samenvattende slotparagrafen.
De uitgebalanceerde koorklank van The Sixteen wordt in belangrijke mate bepaald door de altpartij,
die uitsluitend met mannen bezet is. Het is een klank die de neiging heeft op te gaan in het geheel, en
dat is in de polyfone stukken, waarin de stemmen in onafhankelijke melodieën dooreenwemelen wel
eens een nadeel.
Een zelfde innige saamhorigheid kenmerkt het orkest, het twee jaar geleden geformeerde The Sixteen
Orchestra. Het is goed te horen dat orkest en koor door dezelfde dirigent, Harry Christophers, getraind
zijn.
Christophers benadert de Messiah met de grootste zorgvuldigheid, en er is dan ook geen noot
verkeerd aan de ingetogen interpretatie van het gezelschap. Maar hij lijkt te vergeten dat Handel
begonnen is als operacomponist, en dat zijn muziek meer onderstreept dan de devotie alleen.
Zo wordt er in de aria Thou shalt break them with a rod of iron wel erg weinig verbrijzeld,
en zal zijn opvatting van Why do the nations so furiously rage together geen kerstkaarsje doen
flakkeren. En zo krijgt de Messiah bij The Sixteen de lome golfslag van een kerend tij, terwijl
je eigenlijk hier en daar wind en een stevige branding verwacht.
Het is maar goed dat de glorieuze turbulentie van Handels slotkoren niet zo makkelijk in te dammen
is. Want daar leidde de terughoudendheid van de dirigent in combinatie met het door de componist
aangeleverde dynamiet tot een ongewoon intiem en gedisciplineerd vuurwerk.
© Frits van der Waa 2006