de Volkskrant van 17 maart 1989, Kunst, recensie
Fo's verjaardagspartij is onuitputtelijk
Il barbiere di Siviglia van Gioacchino Rossini, door de Nederlandse Opera, in het Muziektheater,
Amsterdam. Herhalingen: Amsterdam, tot en met 8 april; Rotterdam, 5 april.
Voor wie nog geen kaartjes heeft is dit het pesterige verhaal van het gemiste maar o zo leuke
verjaarspartijtje. Want de Barbier van Rossini, of liever van Dario Fo, is uitverkocht, tot en
met de laatste voorstelling.
De enige hoop die de verstokte Rossini/Fo-aanhangers nog rest is dat de Nederlandse Opera deze
verkwikkende, wervelende circus-enscenering in een volgend seizoen andermaal in reprise zal nemen.
Fo's Barbier ging twee jaar geleden in twee versies: eerst een reeks voorstellingen in het
Muziektheater; vervolgens met een andere cast het land door in een reisvoorstelling. De
Barbier die de komende weken in het Muziektheater te zien is brengt de beste zangers uit die
twee produkties bij elkaar heb ik me laten vertellen, want ik zag de voorstelling voor het eerst.
Ik zag een zingende ezel, ik zag een piano rondrijden als ware het een botsautootje, ik zag
dwarrelende papiertjes, opwaaiende doeken, en een horde mimende figuranten, gedienstige toneellakeien,
die het verhaal vanuit hun eigen optiek beschouwen, becommentariëren en illustreren met de
dwingende logica van het ongerijmde.
"Een man die zich verstopt achter een draaiende parasol, waar zit ik in vredesnaam naar te kijken?"
schokte het halverwege de eerste akte, tijdens Basilio's loflied op de laster, La calunnia, door
mijn hoofd. Maar wat een beeld, wat een vondst, het balletje van de roddel, dat eenmaal aan het rollen,
niet te stuiten, de proporties en vaart van een cycloon krijgt, een nest kleine parasolletjes baart, en
dat alles in combinatie met de al evenzeer om zijn as tollende en ondertussen aanzwellende muziek van
Rossini.
Met zulke middelen realiseert Fo de kwadratuur van de cirkel, de machtsverheffing van de lol die
schrijver Beaumarchais, librettist Sterbini en componist Rossini destijds al met gulle hand door hun
werk heen hebben gestrooid.
Het plezier rust op een solide muzikale basis, scherp gedoseerd en geprofileerd door dirigent
Stephen Barlow, (een aardige revanche na de teleurstellende Ariadne auf Naxos) en luisterrijk
gezongen door de zangersploeg. Voorop de grijze, pontificale Donald Adams, die als Dokter Bartolo de
eigenschappen van boeman en slachtoffer op aandoenlijke wijze met elkaar weet te verenigen, gevolgd
door David Malis, de gewiekste Figaro, die behalve charme ook een honingbruin stemgeluid uitstraalt,
om jaloers op te worden. Het zijn personages die sterk genoeg zijn om niet kopje onder te gaan in de
stroom van visuele vondsten en bonte bewegingen die Fo om en over hen uitgiet.
© Frits van der Waa 2006