de Volkskrant van 10 april 1989, Kunst, recensie
Noodgreep-programma Schiff pakt goed uit
Recital door cellist Heinrich Schiff, m.m.v. Ivo Janssen. De IJsbreker, Amsterdam.
Heel veel lijn zat er niet meer in het programma, maar bij een formidabel cellist als Heinrich
Schiff doet dat er niet zo veel toe. Schiff verzorgde gisteren in de IJsbreker de derde aflevering van
de serie met grote solisten van de eigentijdse muziek.
Aci Bertoncelj, de pianist die hem zou begeleiden in werk van Lutoslawski, Schnittke, Denisov en
Sjostakovitsj, was evenwel onvindbaar. "Hij is nu waarschijnlijk in een andere concertzaal op zoek naar
een cellist", legde directeur Wolff uit bij de aanvang van het concert, dat dank zij ijlings uit Bazel
overgefaxte stukken voor cello solo toch nog doorgang kon vinden.
Van het oorspronkelijk aangekondigde programma klonk alleen Sjostakovitsj' Cellosonate, met
een inderhaast opgetrommelde Ivo Janssen aan het klavier. Janssen, jong pianist in opmars, had het stuk
nog vers in de vingers na het Scheveningse celloconcours, waar hij optrad als begeleider.
Bekend werk dus, maar ik zit er nog van bij te komen. Schiff en Janssen legden getweeën een
overweldigende spankracht in het stuk, dat zo verraderlijk sober en classicistisch opent, maar
vervolgens heen en weer begint te razen tussen cantilenes die nog het meest hebben van een hardnekkige
doodsstrijd en het nijdig gemoker en geriedel van een op hol geslagen stoomdraaimolen.
Meestercellist Schiff, 38 jaar geleden in Wenen geboren, begon reeds tijdens de eerste fax van
Henzes Serenade rijkelijk zweet over zijn bijna driehonderdjarige "Strad" te plengen. De oorzaak
lag ditmaal niet zozeer bij het inmiddels veelbeschreven gebrek aan ventilatie in de IJsbreker als wel
aan Schiffs eigen inwendige accu. Maar zijn perfecte techniek en zijn eerder intense dan gespierde toon
verrieden niets van de enorme hoeveelheid geestelijke en lichamelijke inspanning die er kennelijk de
grondslag van was.
Een voordeel van de programma-perikelen was wel dat Schiff nu meer gelegenheid had zijn veelzijdige
bekwaamheden ten toon te spreiden. Een lyrisch miniatuurstukje als de Sacher-variaties van Witold
Lutoslawski krijgt onder zijn handen spitse en speelse accenten. In Bunraku van de Japanse
componist Toshiro Mayuzumi schakeert hij zijn toonkleur met Oosters raffinement. En hoewel zijn
vertolking van de Derde suite van Bach, in feite een vreemde eend in de IJsbreker-bijt, hier en
daar sporen van vermoeidheid vertoonde, bewees hij dat er niet zo veel verschil is tussen nieuwe en
oude muziek, zolang je ze maar met dezelfde liefde benadert.
Die liefde sprak ook uit de mondelinge uitleg waarvan Schiff, mede genoopt door de onvoorziene
omstandigheden, zijn programma voorzag. Leuk, laat musici vaker vertellen over de muziek die ze spelen,
dat is heel wat spiritueler dan die eeuwige afstandelijke programmatoelichtinkjes.
© Frits van der Waa 2006