de Volkskrant van 17 april 1989, Kunst, recensie
Een stamp te veel bij Requiem van Verdi
Requiem van Verdi, door het Residentie Orkest, het Nederlands Concertkoor en solisten o.l.v. Alain
Lombard. Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht. Herhaling: Den Haag, 18 april.
Verdi's Requiem viel vrijdag in Utrecht een onrustige, gespannen uitvoering ten deel. Het
begon er al mee dat bas Dimitar Stantchev, zich bij het opkomen langs de strijkers van het Residentie
Orkest wringend, de klaarstaande glazen water omverliep. Het ging verder onder begeleiding van Alain
Lombards bonkende dirigentenhielen. Het fenomeen van de maestro die zich mentaal voorbereidt op
een fortissimo-inzet en dan al in de opmaat zijn samengebalde energie wegstampt is bekend en, hoe
storend ook, begrijpelijk.
Maar twee stampen? En al dat gespring midden in het Hostias et preces tibi, Domine, laudis
offerimus? Alain Lombard had het moeilijk, en het bleek uit meer dan wat gestommel.
De narigheid zat hem niet in het orkest. Dat speelde alert, precies en zuiver. Het lag evenmin aan
het Nederlands Concertkoor (voorheen Koor van het Concertgebouworkest), dat een verrassend soepel,
homogeen en dynamisch afgewogen geluid liet horen. Als het koor zo doorgaat, krijgt het
Concertgebouworkest er nog spijt van dat het zijn zangers aan de dijk heeft gezet.
Met de vocale solisten boterde het niet. De Bulgaar Stantchev leek er zijn hoofd niet erg bij te
hebben en de tenor Dino di Domenico schmierde. En omdat Verdi zijn damesstemmen vooral in
ensembleverband inschakelt, konden noch het standvastige, donkere geluid van de Poolse mezzo Ewa Podles,
noch de vloeiende voordracht van de Franse sopraan Yvonne Frazier voldoende tegenwicht bieden. Pas in
het slotdeel, het ingetogen Libera me, voor sopraan, koor en orkest, maakte de stroefheid plaats
voor eendracht.
Maar het was de eerste uitvoering in een reeks van vier, dus het is heel goed mogelijk dat Lombard
zijn troepen inmiddels beter op een rij heeft gekregen.
Na het Requiem en La Damnation de Faust van Berlioz, die deze week volgt, is dit
voorlopig de laatste keer dat het Residentie Orkest zulke grootschalige koorprojecten op touw zet. Het
vorige week gepresenteerde programma voor het komende seizoen meldt nog wel een Mattheus Passie,
maar omdat de Zweedse barokspecialist Arnold Østman dan de leiding heeft zal het zeker geen
massa-uitvoering worden.
Sinds het Residentie Orkest anderhalf jaar geleden de Anton Philipszaal heeft betrokken gaat het
goed met de bezoekscijfers, meldt het orkest in een persbericht. Het aantal bezoeken met abonnement is
met ongeveer vijftig procent toegenomen, maar tegelijkertijd is het aantal eigen abonnementsconcerten
bijna verdubbeld. Verder is de losse verkoop met een factor vijf gegroeid, en verhoudt de verkoop van
abonnementen en losse kaarten zich als een staat tot vier. Ra ra, zitten er nu per concert meer of
minder mensen in de zaal?
Aan de programma's van het komende seizoen is te zien dat het orkest dit jaar een interregnum heeft
doorgemaakt. Chef-dirigent Vonk is geruime tijd ziek geweest, en de stoel van de artistiek directeur,
nu bezet door Theo Muller, is geruime tijd leeg gebleven.
De programma's zijn tot stand gekomen in overleg met de dirigenten, en daar is een gevarieerd, zij
het niet overmatig fantasierijk standaardpakket uit gerold, met toch nog aardige avonturen als
Skrjabins Poème de l'Extase of Tapiola van Sibelius.
De serie i1 (informatieve concerten), samengesteld door voormalig artistiek leider Piet Veenstra, is
geheel gewijd aan de Franse muziek en voorziet hedendaagse composities van historisch perspectief. De
nieuwe Nederlandse muziek, dit seizoen nog prominent vertegenwoordigd met veel Schat en Loevendie, is
geruisloos op de achtergrond geschoven. Even goed speuren, en dan staat in een hoekje van de i2-serie
nog Mausoleum van Louis Andriessen aangekondigd, voor 30 juni 1990. Heel gewoon, het Residentie
Orkest doet het eens een jaartje zonder.
© Frits van der Waa 2006