de Volkskrant van 22 april 1989, Kunst, recensie
Wagenaar, Wagenaar en nog eens Wagenaar
Wagenaar, Stravinsky en Beethoven door het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly.
Concertgebouw, Am!sterdam. Herhaling: Amsterdam, 21 en 23 april. Radio 4: 23 april, 14.15 uur.
Heerlijk, Riccardo Chailly staat weer voor "zijn" Concertgebouworkest. En, nog heerlijker, met veel
muziek van deze eeuw: het "toongedicht" Saul en David van Johan Wagenaar, evengoed als een
classic uit de avant-garde als Berio's Sinfonia. Dat complexe stuk staat komende week bij
het Concertgebouworkest op het programma, in combinatie met Sjostakovitsj' Tweede celloconcert,
en de ouverture Cyrano de Bergerac, van, opnieuw, Johan Wagenaar. Wagenaar, die in 1941, 78 jaar
oud, overleed, componeerde zijn succesvolste stukken rond de eeuwwisseling. Zijn muziek heeft altijd
repertoire gehouden, maar nimmer zo'n ijverig pleitbezorger gevonden als Chailly. Hij dirigeerde al de
ouverture De getemde feeks, brengt nog de ouverture Driekoningenavond, en legt vervolgens
Wagenaar vast op cd.
Er is trouwens meer belangstelling voor Wagenaar. In mei brengt de stichting Opera Mundi in de
Amsterdamse Stadsschouwburg een enscenering van de cantate De Schipbreuk, waarmee hij in 1889
debuteerde als componist.
Wagenaar is zo'n beetje de Nederlandse Richard Strauss, maar dan recht door zee. Dat waar Strauss
veel tijd en een boel grillige retoriek voor nodig heeft, doet Wagenaar in minder dan een kwartier en
zonder omslag.
Zijn Saul en David (opus 24, uit 1906) biedt een kijkje in de schedel van een manisch-depressieve
patiënt Saul dus. Chailly benadert de patiënt allerminst klinisch. De spanningsbogen
van de onderling krakelende thema's en de door een harpsolo (van David) in gang gezette hymnische
beweging, die leidt tot een euforische climax en een ontnuchterende ineenstorting, krijgen bij Chailly
een temperamentvolle, elastische behandeling.
Die vurigheid schemerde nog door in Stravinsky's Chant du rossignol, eveneens een muziekstuk
met een verhaal. Chailly's lezing is punctueel en precies, en demonstreert hoe de weelderige klank en
de scherp gesneden structuur samenhangen. Alleen detoneerde Jaap van Zwedens vioolsolo zwaar.
Bernsteins Serenade voor viool en orkest, komende maandag bij het Utrechtse concert, is
waarschijnlijk meer een kolfje naar Van Zwedens hand.
De Poolse pianist Krystian Zimerman maakte in Beethovens Pianoconcert indruk door zijn
schijnbaar moeiteloos, transparant spel, en zijn sterke greep op de grote lijn, al klonk zijn bijdrage
een beetje strak en afstandelijk naast de soepel gemodelleerde dynamiek van het orkestaandeel. Dat viel
vooral op in het derde deel, waar Chailly, door de syncopische accenten in het rondo-thema markant neer
te zetten, zich eens te meer meester toonde van de evenwichtige explosie.
© Frits van der Waa 2006