de Volkskrant van 23 juni 1989, Kunst, recensie
Gelikt lied in de Battle-jukebox
Holland Festival. Händel, Schubert, Strauss, Fauré en Obradors door Kathleen Battle.
Concertgebouw Amsterdam.
Het optreden van de Amerikaanse sopraan Kathleen Battle, dinsdag in het Concertgebouw, deed sterk
denken aan een tomaat. Niet aan zo'n klein sappig zongerijpt tomaatje, maar aan een grote,
overgecultiveerde kastomaat. Niet kapot te krijgen, je kunt er van alles in stoppen, maar dat wat een
tomaat tot een tomaat maakt, ontbreekt er nou net aan.
Het publiek in de Grote Zaal deed sterk denken aan een automaat. De reacties waren even
voorgeprogrammeerd als voorspelbaar. Stop er een kwartje in, en je krijgt een toverbal. Stop er "een van
de grote sopranen van deze tijd" in, want zo luidt de aanbeveling waarmee het Holland Festival Battle's
eerste Nederlandse optreden lanceerde, en je krijgt een uitverkocht huis. Stop er genoeg
Ständchens en Wiegelieder in, rond het af met een spiritual, en het huis is
te klein.
Met liedkunst heeft dat alles weinig te maken. Eerder met showbusiness.
Daarmee zij niet gezegd dat Battle een inferieure prestatie leverde, of dat ze geen prachtige, volle
en wendbare stem heeft. Integendeel. Maar ze heeft haar beperkingen. Ze is meer type dan
persoonlijkheid: voor het luchtige en lichtvoetige heeft ze een uitgesproken gave.
Ze is superieur in Schuberts spottende Die Männer sind mechant of in Strauss'
Schlagende Herzen, met zijn woordschilderend "kling-klang". Overschrijdt een lied echter de
grens van het charmante, (zoals Fauré's Après un rêve) dan blijft ze te veel
aan de oppervlakte hangen, en komt zelfs de zuiverheid wel eens in het geding.
Zoiets was een uitzondering. Want alles aan het programma leek er op gericht Battle's gaven in het
zonnetje te zetten, en haar beperkingen te camoufleren. Uit de oeuvres van Schubert, Strauss en
Fauré is zorgvuldig het meest lieflijke, beeldende, grappige, en wufte geselecteerd, en achter
elkaar gezet in een gelikte afwisseling van vlotte allegro's en mijmerende andantes. Dat
alles voorziet Battle van een vernislaagje van bestudeerde dramatische poses en gelaatsuitdrukkingen.
Of het nu gaat om een Händel-aria (geen gehoor met zo'n boemelende piano) of om de amoureuze
liedjes van de Spaanse componist Fernando J. Obradors, Battle maakt overal opera van, en speelt ook
tussen de bedrijven door voortdurend op het publiek. Zelfs een onderonsje met Martin Katz, haar
zwierige, maar soms wat al te doortastende begeleider, kan niet zonder een lonkje naar de zaal, zo van:
wij hebben wat samen.
Battle heeft allure, dat is zeker. Een wereldster, best, maar toch niet een van de eerste grootte.
Ook wanneer je de maniertjes en het uiterlijk vertoon even wegdenkt blijft haar muzikale persoonlijkheid
de indruk wekken eerder zorgvuldig aangekweekt dan spontaan opgebloeid te zijn.
Met andere woorden, een broeikassucces.
© Frits van der Waa 2006