Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 8 juli 1989, Kunst, recensie

Italiaanse pianist excelleert in Liszt

Pace is eigenzinnig rastalent

Schumann en Liszt door Enrico Pace. Concertgebouw Amsterdam.

Gezien het flegma waarmee pianist Enrico Pace eind mei de zege behaalde bij het internationale Franz Liszt Concours is het nauwelijk een verrassing dat de 21-jarige Italiaan zijn verbluffende vertolkingskunst ook bij een normaal podium-optreden weet te handhaven. Pace heeft de spanning van een competitie niet nodig om tot top-prestaties te komen.

Dat bleek donderdag in het Concertgebouw, waar Pace zijn eerste Amsterdamse optreden gaf. Het was een vervroegd debuut, want zijn voor vrijdag aangekondigde concert was zo snel uitverkocht dat het raadzaam werd een extra optreden in te lassen. Voor de montere Pace is het kennelijk geen punt om twee avonden achtereen een inspannend programma af te leveren, gezien het schijnbaar moeiteloos gemak waarmee hij de wervelende stroomversnellingen in de composities van Liszt en Schumann zijn wil oplegt. Pace staat boven technische problemen, de muzikale kern is waar het om draait.

Niettemin leidde alleen al de pure virtuositeit van zijn als razende ronddansende vingers in combinatie met de kolkende en toch glasheldere notenvloed menigmaal tot achtbaan-sensaties: het gevoel van een vrije val, waarbij je evenwichtszintuig – dat zich niet toevallig in het oor bevindt – je in de steek lijkt te laten.

Toch past zo'n overval met een onverwacht, en dikwijls niet zonder humor gehanteerd contrast volkomen bij Paces eigenzinnige benadering. In het bijzonder de Réminiscences de Don Juan, waarmee hij ook bij het Liszt-concours furore maakte, verleent hij daarmee een uitbundige vrolijkheid, zonder de tragische en dramatische tegenpolen die Liszt, trouw aan het voorbeeld van Mozart, in het stuk heeft verwerkt, te veronachtzamen.

Even warmbloedig en spits spel leverde Pace in de Rhapsodie Espagnole, waarbij hij bovendien het quasi-geïmproviseerde karakter van het stuk heel goed wist te treffen. Maar ook van de ongenaakbare, wat bokkige wereld van Unstern, een van de zonderlinge, visionaire composities die Liszt op latere leeftijd schreef, gaf hij een majestueuze uitbeelding, waarin de in het werk besloten anti-romantische tendenzen eveneens scherp naar voren kwamen.

Met het veel introvertere idioom van Schumanns Kreisleriana heeft Pace wat minder affiniteit, al is zijn opvatting doordacht en heel genuanceerd. Hij legt de nadruk op vloeiend lijnenspel in de hoogte, dat steunt op een solide, maar haast onopvallend fundament in de basnoten. Over coloriet en contouren legt hij een lichte pedaalfloers, waardoor de acht delen van de suite passeren als een herfstige afwisseling van smeulende sintels en neerdwarrelende bladeren. Het effect is heel sfeervol, en de woelende onrust van de snelle delen is denk ik precies wat Schumann bedoelde, maar het geheel is te mistig, zodat veel van de doorwrochte details in de tegenstemmen ten offer vallen aan de grote lijn.

Pace zelf keek na zijn Kreisleriana ook wat neutraal, heel anders dan na zijn Liszt-vertolkingen, waarbij hij tevreden grijnzend het publiek toezwaaide en kushandjes de zaal in wierp. Een leuke jongen, en een geniaal pianist. Eind oktober is hij weer in Nederland, met een serie van vijf concerten. En dat is hoe dan ook iets om naar uit te zien.


© Frits van der Waa 2006