de Volkskrant van 28 augustus 1989, Kunst, recensie
Mark Wigglesworth zegeviert in Kirill Kondrashin Concours
AMSTERDAM - Een dirigent dient te beschikken over verbeeldingskracht, muzikaliteit, en een goede
"lichaamstaal". En de juiste combinatie van die kwaliteiten levert iets op dat je charisma kunt noemen.
Zo verwoordde Humphrey Burton, jurylid van het zaterdag afgesloten tweede Internationale Kirill
Kondrashin Concours voor Jonge Dirigenten; de maatstaven die hij en zijn vijf collega's gehanteerd
hadden.
Hij haastte zich eraan toe te voegen dat alle drie finalisten over die eigenschappen beschikten.
Niettemin was de jury het unaniem eens in haar besluit de 25-jarige Engelsman Mark Wigglesworth tot
winnaar van het concours uit te roepen. De Japanner Akihito Mihara (28) en de Rus Andrey Boreyko (32)
eindigden respectievelijk op de tweede en derde plaats, en in die beschikking kon het publiek in het
Concertgebouw zich kennelijk niet vinden, gezien de grote bijval die Boreyko bij de bekendmaking van de
uitslag ten deel viel.
Elk van de drie finalisten voerde binnen het bestek van de twee finale-concerten het Radio
Filharmonisch Orkest aan in een grote symfonie en in een korter programma-onderdeel.
Hoe verschillend de muzikale persoonlijkheden van de drie jonge dirigenten ook zijn, bij geen van
hen is sprake van een volkomen volgroeid talent. Maar dat mag niet beschouwd worden als een tegenvaller.
Het kost tijd om een bekwaam dirigent te worden, al is het maar omdat goede orkesten, en daarmee de
mogelijkheden om praktijkervaring op te doen, niet voor het oprapen liggen.
Alleen al het mogen meedoen aan een concours als dit was een buitenkansje voor de 29 deelnemers aan
de vorige week gehouden eerste ronde. En de waarde van de hoofdprijs een imponerende reeks van
gastdirecties bij orkesten van Minneapolis tot Moskouvalt niet in geld uit te drukken.
Met het toekennen van de hoofdprijs aan Mark Wigglesworth heeft de jury een wissel op de toekomst
getrokken. Want Wigglesworths stijl van dirigeren is wat ruig en ongepolijst, hij neemt risico's, soms
ontglipt de controle hem bijna, maar wat hij doet is functioneel en staat geheel in dienst van de
vertolking. Aan camouflage-kunsten en visuele esthetiek heeft hij geen boodschap. En zijn contact met
het orkest is opvallend goed. Hoewel op de eerste finaleavond zijn interpretaties van Otto Kettings
Adagio voor orkest en de aria Dove sono uit Mozarts Le Nozze di Figaro, vlakker
klonken dan toen hij diezelfde werken dirigeerde in de tweede ronde, revancheerde hij zich op de
slotavond volkomen met Beethovens Vijfde, waarin hij vooral de hoekdelen een scherp gedoseerde energie
wist te geven.
Akihito Mihara (tweede plaats) is in menig opzicht de volstrekte tegenpool van Wigglesworth. Zo
zakelijk en extravert als de Engelsman, zo in zich zelf gekeerd en mystiek is de Japanner. Met geloken
ogen lijkt hij de orkestklank in de lucht te willen boetseren, en werpt daarbij alle ledematen in de
strijd. Als uit zijn vertolkingen niet zo'n grote integriteit sprak, zou je hem aanzien voor een pure
egotripper.
Met vervoerend werk als Tsjaikofsky's Pathétique en het Adagietto uit Mahlers
Vijfde Symfonie heeft hij veel affiniteit. Maar de vervoering kan te ver gaan, zoals vooral in
het Scherzo van eerstgenoemd werk bleek. Gas terugnemen of snel overgaan van forte naar
piano wordt dan problematisch.
De verrichtingen van de derde finalist, de Rus Andrey Boreyko, getuigden van vakkundigheid en
zelfdiscipline. Boreyko is bovendien de man met het extra zwierige krulletje in de stokvoering dat het,
zoals bleek, zo aardig doet bij het publiek. Maar die zwier klonk niet altijd door in zijn
interpretaties. Zo kon men zich in Ravels Rapsodie Espagnole een vuriger habanera wensen,
terwijl ook het scherzo in Schumanns Vierde zich op het randje van het door de componist
voorgeschreven lebhaft bewoog.
Op de keper beschouwd ontloopt Boreyko's muzikale statuur die van Mihara niet veel. Terwijl Boreyko
zijn zaakjes beter in de hand had kwam Mihara bij vlagen tot grotere inspiratie en toch is het
netto resultaat, hoe vakkundig ook, bij beiden niet voor de volle honderd procent overtuigend.
Het ware charisma uit zich tenslotte in het klinkende resultaat. Niet in de glimlach van Boreyko,
niet in de gestiek van Mihara, zelfs niet in het zweet dat Wigglesworth langs de slapen liep. Dat heeft
ook tv-kijkend Nederland kunnen aanschouwen althans tot het ogenblik dat de spannende lezing van
Beethovens Vijfde, waarmee Wigglesworth zijn overwinning bezegelde, voortijdig van de buis gedrongen
werd. Opzij Beethoven, dag Kondrashin Concours, probeer het over vijf jaar nog maar eens. Dit is Studio
Sport.
© Frits van der Waa 2006