de Volkskrant van 18 september 1989, Kunst, recensie
Chicago Symphony Orchestra op grens mogelijke
Het Stanleymes van Georg Solti
Schubert en Sjostakowitsj door het Chicago Symphony Orchestra o.l.v. Georg Solti. Concertgebouw, Amsterdam.
Bezien vanuit het standpunt dat muziek slechts bestaat uit toon, ritme, dynamiek en klankkleur was
het optreden van het Chicago Symphony Orchestra, zaterdag in het Concertgebouw, superieur aan alles wat
ik ooit gehoord heb. Nu komt er bij muziek wel iets meer kijken; achter de klank schuilt doorgaans iets
ongrijpbaars, noem het maar expressie of gevoelsinhoud. Juist in dat opzicht liet het optreden van de
Amerikanen enigszins te wensen over. Maar toch: een concert om niet licht te vergeten.
Wat het Chicago Symphony Orchestra presteert grenst aan het ongelooflijke. Het geluid laat zich niet
meer omschrij ven als "samenspel", maar eerder als dat van één enkel instrument, subliemer
en flexibeler dan het mooiste orgel.
Het sprak vanzelf dat het orkest werd aangevoerd door Georg Solti, de man die het in de afgelopen
twintig jaar naar deze duizelingwekkende toppen heeft gevoerd. Vermoedelijk was het de laatste
gelegenheid om deze combinatie in Nederland te beluisteren: Solti (volgende maand 77) zal in 1991 zijn
functie neerleggen. Zijn opvolger wordt Daniel Barenboim.
Solti's interpretaties hebben de kwaliteit van foto's met een maximale scherptediepte:
onverbiddelijk, waarheidsgetrouw, en tegelijkertijd neutraal. De fotograaf bereikt dat door zijn
diafragma zo klein mogelijk te maken. Vrijwel analoog daarmee is het onomfloerste timbre dat Solti's
strijkers produceren, een unisono zonder weerga dat probleemloos mengt met dat van de blazers. De
helderheid van de orkestklank laat niet alleen uiterst geraffineerde dynamische schakeringen toe, maar
ook en zonder dat daarbij direct het dak van de zaal vliegt een overweldigend en
uitgebalanceerd fortississimo.
Solti toont een formidabel inzicht in de materie van een partituur, waarbij zijn begrip voor de
geest ervan enigszins achter lijkt te blijven. De in technisch opzicht onberispelijke uitvoering van
Schuberts Vijfde Symfonie, waarmee Solti zijn programma opende, deed snakken naar wat meer
lyriek, subjectiviteit en innerlijke rust. Niet elk stuk is bestand tegen een behandeling waarbij de
muzikale contouren als het ware met lineaal en Stanleymes zijn uitgesneden.
De Achtste Symfonie van Sjostakowitsj voer er daarentegen wel bij. De passie in Sjostakowitsj'
muziek bergt altijd iets wrangs en ironisch in zich. Wat vrolijk lijkt wordt bitter, triomfen worden
ontmaskerd als vulgariteiten, en elke meeslepende melodie bevat minstens één
ontnuchterende noot. En ofschoon de ware berusting waarop de componist in het laatste deel aanstuurt
niet werkelijk overtuigend tot stand kwam, kregen de dubbelzinnige aspecten van het werk onder Solti's
quasi-afstandelijke benadering een enorme kracht, omdat er niets was dat naar vals pathos zweemde.
Dat het orkest de toegift, het Scherzo uit Mendelssohns Midzomernachtsdroom, uitvoerde met de
voltallige equipe was tamelijk absurd, omdat die bezetting bijkans twee maal zo groot was als de
componist voor ogen heeft gestaan. Maar absurder was dat het nog lukte ook.
© Frits van der Waa 2006