Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

rss
de Volkskrant van 30 oktober 1989, Kunst, recensie

Welluidende stormwind uit mannenkelen

Twee concerten door het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Reinbert de Leeuw. Hindemith, Schönberg en Janacek, in de Mariakerk, Apeldoorn. Stravinsky in de Doelen, Rotterdam.

In de muziek is het doorgaans eerlijk verdeeld, maar bij de beide programma's die het in tweeën gesplitste Nederlands Kamerkoor de afgelopen week uitvoerde pakte het toevallig zo uit dat de zware klus aan de mannen toeviel, en de lichte werkzaamheden aan de vrouwen. Beide ensembles werden aangevoerd door Reinbert de Leeuw, en dat is altijd een garantie voor fascinerende concerten.

De heren wijdden zich aan onbegeleide mannenkoorwerken van Janacek, Schönberg en Hindemith. De dames brachten, in samenwerking met het Schönberg Ensemble, Stravinsky's complete muziek voor vrouwenstemmen (een categorie die overigens meer solo- dan koorzang omvat).

Het waren twee heel verschillende programma's, die echter ook raakpunten vertoonden en bovendien samen een waar panorama boden op wat zich in, ruwweg, de eerste helft van deze eeuw aan muzikale ontwikkelingen heeft voorgedaan. Het Kamerkoor heeft er naar gestreefd de beide concerten ten minste een maal met elkaar te combineren, maar de zalen wilden daar niet aan. Voor het mannenkoorprogramma had men zo weinig belangstelling dat het slechts twee keer is uitgevoerd (in Apeldoorn en in Amsterdam).

Het kaleidoscopische karakter van Stravinsky's oeuvre maakt het niet moeilijk interessante parallellen waar te nemen in de beide programma's. In zijn zelden uitgevoerde Cantate uit 1952 is een tegendraadse, maar vergeestelijkte variant te horen van Hindemiths veel orthodoxer gehanteerde neobarokke idioom, maar door de gehanteerde renaissancistische compositietechnieken heeft het ook veel te maken met de twaalftoonsmuziek van Schönberg. En voor zijn negen korte stukken uit de jaren 1907-1917 putte hij inspiratie uit de volksmuziek en -literatuur van zijn vaderland, net zoals, maar tegelijk totaal anders dan Janacek dat deed.

Een humoristisch element ontbreekt niet in zulke muziek. Bij Stravinsky is het spiritueel en afstandelijk, bij Janacek nogal grimmig, en bij Hindemiths Liedertafel-achtige stukken tegen het oubollige aan. Voor Schönberg daarentegen was muziek altijd een zaak van opperste ernst en religieuze gevoelens. Dat was ook te horen in zijn Sechs Stücke für Männerchor, met hun bevreemdende, door de componist zelf geschreven teksten, en hun niet minder hermetische, samengebalde muziek.

Met dat al troffen de zestien Kamerkoor-mannen het oor als een overweldigend welluidende stormwind, die zich in Janaceks late koorwerken zelfs leek te splitsen in verschillende, over elkaar geschoven luchtlagen. Een groot verschil met het ijle, etherische web dat Stravinsky zowel in zijn korte "folkloristische" stukken als in de bezonken Cantate heeft gesponnen. Dat de draden daarvan nergens een zwakke plek vertoonden was, meer nog dan van het koor, de verdienste van de instrumentalisten en de (met uitzondering van tenor Hein Meens) uit eigen gelederen naar voren tredende solistes.

Hindemith en Janacek hebben ook muziek voor vrouwenstemmen geschreven, en Stravinsky voor mannenkoor. Dus een vervolgproject – met omgekeerde rollen – behoort tot de mogelijkheden.


© Frits van der Waa 2006

frits60