de Volkskrant van 4 december 1989, Kunst, recensie
Bij Confrontaties is de muziek veelzeggender dan het geklets
Confrontaties, festival jonge componistengeneratie. De Unie, Rotterdam.
De tegenstelling is onoverbrugbaar.
"Wij zijn de laatste generatie van de eeuw, en daarom rust op ons grote verantwoordelijkheid", vindt de
Italiaan Francesconi. "Gewoon mijzelf zijn", zegt de Poolse componiste Kulenty.
Confrontaties, zaterdag in de Rotterdamse Unie. Een speurtocht naar de muziek-van-nu,
afgelegd in zeven, met discussies omlijste concerten, en steekproefsgewijs opgehangen aan het werk van
de componisten Luca Francesconi (33), Hanna Kulenty (27) en de Amerikaanse Julia Wolfe (31).
Veel vragen: wat is er gaande in de nieuwe muziek? Vernieuwing, consolidatie, of restauratie? Komt
er een nieuwe internationale muziektaal, of zijn er tegengestelde invloedssferen? De discussies monden
uit in koffiedik kijken, of in het vergeefs aftasten van communicatiekloven. De werkelijke uitwisseling
van ideeën vindt plaats in het aangrenzende café. Uiteindelijk komen de meest bevredigende
antwoorden uit de muziek zelf en zelfs die zijn dikwijls nog van een vrijblijvende algemeenheid.
Zo is de constatering dat Wolfe, Kulenty en Francesconi alle drie streven naar helderheid en
begrijpelijkheid allerminst opzienbarend. Welke componist werkt er nog in een ivoren toren?
Veelzeggender zijn de opzienbarende verschillen tussen hun composities. Wolfe schrijft anti-virtuoze,
zich gradueel ontwikkelende muziek met kale, zoekerige harmonieën waarin steeds traditionele
samenklanken doorschemeren. De verrassend ongenaakbare muziek van Kulenty is zo niet Pools, dan toch
minstens Slavisch in zijn somberte, impulsiviteit en lange adem. Francesconi's muziek is van een
kaleidoscopische weelderigheid, razend knap geschreven, en in weerwil van zijn streven naar een
integratie van verschillende muziek talen door-en-door Italiaans.
Wie uitziet naar een grensoverschrijdende synthese, naar de dag dat overal ter wereld een soort
muzikaal Esperanto gesproken wordt, zal nog lang moeten wachten. En dat is maar goed ook. Want elke
muzikale ontwikkeling uit het verleden is geschraagd door componisten die, hoe oorspronkelijk ook,
zowel uit hun eigen als uit andere tradities hebben geput. Zonder dat spel van acties, reacties en
wisselwerkingen is een cultuur een dode cultuur. Daar ligt dan ook de betekenis van een festival als
Confrontaties.
Kulenty, Wolfe en Francesconi hebben alle drie een sterke muzikale persoonlijkheid. Des te
interessanter zijn de echo's en invloeden die in hun werk te bespeuren zijn. Bij de eigenzinnige
Kulenty (die naar eigen zeggen haar composities als in een flits "hoort" en vervolgens alleen maar
hoeft uit te schrijven) zijn die schaars, en volstrekt ondergeschikt gemaakt aan haar eigen betoog. Het
pianostuk Sesto bevat hard gemonteerde overgangen tussen quasi-romantische akkoordbrekingen en
droge, complex geritmiseerde passages met jazz-achtige harmonieën; Perpetuus, met zijn
snijdende blazersakkoorden en zijn prominente basgitaar, doet vermoeden dat de muziek van Louis
Andriessen, bij wie Kulenty enige tijd gestudeerd heeft, haar niet onberoerd heeft gelaten.
Francesconi, de meest volleerde van het drietal, hanteert zijn stijl-echo's volledig bewust, net als
zijn leermeester Luciano Berio, wiens invloed in al zijn stukken waar te nemen is. Het pianostuk
Mambo, met zijn hardnekkige bas refereert aan popmuziek, de openliggende klanken en de
pulserende motoriek van het tweede strijkkwartet The Abyss hebben, ondanks de versluierende
ornamentiek, iets van minimal music, en de opening van Richiami doet, door de gebruikte
toonreeksen en de strijkersglissandi, denken aan de klassieke muziek uit India. Maar dat alles gaat bij
Francesconi op in de razende, meerlagige en toch transparante weefsels waaruit hij zijn betoog opbouwt.
Julia Wolfe maakt de indruk haar eigen taal nog maar onlangs gevonden te hebben. Haar blaaskwintet
On Seven Star shoes uit 1985, dat nog klinkt als een Stravinsky-aftreksel, heeft nauwelijks iets
gemeen met haar dit jaar gecomponeerde stuk, The Vermeer Room, waarin schemerig akkoordengebeier
uitgroeit en oplost in betoverende, zwaartekrachtloze samenklanken, met momenten die nu eens aan
Strauss, dan weer aan Ligeti doen denken. Het contrast tussen die twee stukken duidt op een pijlsnelle
evolutie, die zijn eindpunt nog lang niet bereikt heeft.
The Vermeer Room is evenals Francesconi's Richiami en Kulenty's Trigon in
opdracht van de Rotterdamse Kunststichting geschreven voor gROep 20. Het twee jaar geleden gevormde
ensemble leverde door maar liefst veertien verschillende en merendeels knap lastige
stukken voor zijn rekening te nemen een even hoogstaande als ontzagwekkende bijdrage aan het
Confrontaties-festival.
Na de drie avondvullende programma's die aan elk van de jonge componisten gewijd waren klonk in het
slotconcert ook Nederlandse muziek. In deze laatste confrontatie, waarin ook enkel Amerikaanse en
Italiaanse stukken werden uitgevoerd, kwamen de Nederlanders er niet slecht af. Indringend waren vooral
de harde, dissonante samenklanken en de stuiterende ritmiek in twee stilistisch verwante werken van
Cees van Zeeland en Huib Emmer. In Van Zeelands Initials voor twee piano's worden de explosies
nog enigszins getemperd door rustige passages en telkens terugkerende klopmotieven in de bas. Maar de
eerste scène van Emmers opera Bethlehem Hospital: William Blake in Hell, uitgevoerd in
een soort kamerbewerking voor twee piano's, tenorsax, sopraan en spreekstem, is extreem in zijn
genadeloze, ruige hoekigheid.
De opvallende spookbeelden uit Louis Andriessens De Staat die opdoken in Michael Gordons
Borinage bevestigden de al eerder in het festival geconstateerde wederzijdse beïnvloeding
tussen Amerika en Nederland. Op de muzikale wereldbol ligt Nederland blijkbaar dichter bij New York dan
bij Milaan of Warschau.
© Frits van der Waa 2006