de Volkskrant van 11 december 1989, Kunst, recensie
Componisten komen tot synthese van mens en machine
Muziek van Kessler, Lippe, Yuasa, Koenig, Rai en Berg door het Hato Ensemble. Provadja, Alkmaar.
Herhaling: Nijmegen (15/12) en Amsterdam (16/12).
Computermuziek is niet nieuw. Allerminst. Al in 1957 bracht de Amerikaan Lejaren Hiller een computer
tot het componeren van een strijkkwartet. Weinig jaren later moet ergens een computer het eerste
digitale kreetje geslaakt hebben. Sindsdien is er computermuziek, want een apparaat dat geluiden kan
maken houd je natuurlijk niet lang uit handen van componisten.
Inmiddels is de digitale revolutie ook aan de computermuziek niet voorbij gegaan. De pioniers
moesten nog minuten, soms zelfs uren, wachten op de output van hun vele kubieke meters vullende
apparaten. Maar de moderne computercomponist bedient zich van een pijlsnelle PC, die zijn geluid
dikwijls in real time produceert dat wil zeggen met een verwaarloosbaar kleine wachttijd.
En terwijl veel vroege computercomposities op zijn gunstigst monotoon en synthetisch klonken, zijn
tegenwoordig in principe althans de meest subtiele klankverfijningen en -schakeringen
mogelijk.
Dat bleek bij het nieuwe programma van het Hato Ensemble, waarin de relaties tussen computer,
componist en muzikant belicht worden aan de hand van zes zeer uiteenlopende, maar in ieder geval
steengoed gespeelde composities.
In drie daarvan is de situatie bekend uit de "gewone" elektronische muziek: de musici spelen samen
met op band vastgelegde geluiden. In Music for viola, cello and tape van de Amerikaan Cort Lippe
zijn dat geluiden uit de computer zelf, die hier samen met de door de twee strijkers voortgebrachte
klanken leiden tot een enigszins in zichzelf verstrikte meerstemmigheid. In Sparkle van Takayuki
Rai is de band waarmee basklarinettist Harry Sparnaay samenspeelt daarentegen gecomponeerd met uit het
instrument afkomstige klanken die, hoewel ze door de computer zijn gehaald, merendeels nog als zodanig
herkenbaar zijn. Rai blijft in dit opvallend speelse stuk de baas over de muzikale materie. Zijn
compositie-spelletjes zijn bovendien goed te volgen, of het nu gaat om de ritmische
slap-tongue-duetten tussen de muzikant en de luidsprekers, of om de metamorfoses van het
materiaal, dat op een gegeven moment zelfs de gedaante van een soort meeuwengekrijs aanneemt.
In Toward the midnight sun, een evocatief stuk van Joji Yuasa, zijn beide principes verenigd.
Pianiste Yoko Abe gaat een dialoog aan met een band waarbij de computer zowel klankbron als bewerker
van vooraf verzamelde percussiegeluiden is geweest.
Voor de spelers zelf is het spelen met een band overigens minder eenvoudig, omdat daardoor alle
"rek" uit het tempo verdwijnt. Ze moeten maar zien dat ze gelijk blijven.
Anders is dat in een stuk als Flute control van Thomas Kessler, waarin de fluitiste, via
microfoon en voetpedaal, tevens de computer "bespeelt". Het is alleen jammer dat het stuk zeurderig en
het procedé te doorzichtig is. Trap op het pedaal: nieuw geluid. Fluit speelt: computer zwijgt,
of juist andersom.
Live-bespeling van de computer stelt de waarnemer voor een dilemma: het mechanisme is òf
rechtlijnig, òf onbegrijpelijk. Zo wrikt in het middendeel van Paul Bergs Albanian Torch Song 1
de harpiste naarstig aan een joystick, maar is het nagenoeg onmogelijk om verband te leggen
tussen de actie en de merkwaardige elektronische riedels die er het kennelijk resultaat van zijn. Dat
doet trouwens geen afbreuk aan de welluidende, ofschoon niet aldoor samenhangende poëzie van het
stuk, waarin fluit, viool en cello om elkaar wentelen in een zonderlinge, traag omhoog en omlaag gaand
lijnenspel.
Bij de meeste in dit programma uitgevoerde muziek heeft de computer ook mee-gecomponeerd. Dat komt
in zijn striktste vorm tot uiting in Intermezzo, een puur instrumentaal, door de computer
geschreven, trio voor fluit(en), klarinet(ten) en piano van de grand old man op dit gebied,
Gottfried Michael Koenig. De zeven deeltjes, die elk een eigen karakteristieke muzikale lay-out
hebben, evolueren geleidelijk van een laag naar een hoog register. De inwendige samenhang en de
flexibile gestes weerspreken het idee dat een computer alleen starre, onmenselijke muziek zou kunnen
produceren. Wel is de synthese tussen mens en machine daarbij essentieel. Want het gaat uiteindelijk om
de hand die de knoppen indrukt en de zoveelste uitdraai naar de prullebak verwijst. De hand van Koenig
is, wat dat betreft, een meesterhand.
© Frits van der Waa 2006