Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 22 december 1989, Kunst, recensie

Met Nederlands repertoire in Paradiso

Boeiend en uitgebalanceerd concert Blazers Ensemble

Ketting, De Leeuw, Altena, Keuris en Janssen door het Nederlands Blazers Ensemble o.l.v. David Porcelijn. Paradiso, Amsterdam. Herhaling: Rotterdam, 22/12 (23.30 u).

Maarten Altena is met zijn 46 jaar Nederlands oudste jonge componist. Van huis uit contrabassist en improvisator, publiceerde hij in 1985 zijn eerste "officiële" compositie. Tristan Keuris hoort, hoewel hij drie jaar jonger is dan Altena, muzikaal gesproken tot een andere generatie. Met het halfhonderd stukken dat hij sinds 1967 componeerde, is hij Nederlands jongste oude componist.

De twee waren beiden met nieuw werk vertegenwoordigd in het Nederlandse programma dat het Nederlands Blazers Ensemble in Paradiso uitvoerde. Het concert zette in meer dan één opzicht generaties en tijdvakken tegenover elkaar, wat een boeiende en uitgebalanceerde avond muziek opleverde. Naast Hommage à Henri, een recent werk van componisten-nestor Ton de Leeuw, stonden reprises van Guus Janssens Dans van de malic matrijzen uit 1978, en van de bijna dertig jaar geleden gecomponeerde Variazioni per orchestra van Otto Ketting.

Kettings werk was in de plaats gekomen van het te bekronen werk uit de Van Wassenaer Compositieprijsvraag, die evenwel door niemand gewonnen is. Anders had het programma ook werk van de jongste generatie bevat. Maar namens die groep hadden we dus Altena, die met First Floor, voor blazersensemble, twee contrabassen, piano en slagwerk, zijn tot nog toe grootst bezette werk heeft geschreven.

In Altena's stijl neemt het gestaag uitbouwen van melodisch materiaal een belangrijke plaats in (getuige titels als Lijn en Spoor), en dat is in First Floor niet anders, met dit verschil dat de melodie hier ook de bron is van de harmonie. Uit een aanvankelijk eenstemmig gegeven, met een schommelende swing, ontwikkelt zich een steeds complexere meerstemmigheid, doordat er steeds meer – en steeds langer – tonen uit blijven "hangen".

Al gauw lijken de hoge en lage componenten van de lijn zich te splitsen in verschillende "etages", waarop de gebeurtenissen nooit gelijk op gaan, maar een heen en weer flitsend ritmisch samenspel opleveren, met een rijke schakering aan timbres. Maar de steeds belangrijker wordende liggende tonen maken dat de eerst nog scherp geprofileerde structuren geleidelijk vervloeien tot een soort van muzikale fata morgana. Die trad overigens wat te vroeg in, doordat het van instrument naar instrument "doorgeven" van de tonen de musici niet makkelijk viel. Ten slotte is het slagwerk het enige heldere element in een grauwende duisternis.

Altena onderzoekt als "beginner" hoe ver hij kan gaan in het peuren van het uiterste uit streng gehanteerde principes. Zo wordt gedurende het hele stuk dezelfde basispuls aangehouden, wat hier en daar een licht gevoel van afmatting in de hand werkt. Een ander euvel is dat het tot op de grond toe uitcomponeren van de grondgegevens, juist door de voortdurende, maar in wezen soortgelijke veranderingen, een verblekend effect heeft op het spel van kleur en beweging.

Bij het vinden van de juiste balans tussen discipline en inventiviteit slaat Altena nog enigszins door naar het eerste. Maar het is beter dan andersom. En een eigen verhaal heeft hij zeker. Benieuwd hoe dat verder gaat.

Bij Tristan Keuris, wiens Intermezzi werd uitgevoerd door een nonet uit het Blazers Ensemble, is die balans perfect, maar de afloop van het verhaal minder spannend. Keuris' eigen "klassiek moderne" stijl is al geruime tijd uitgekristalliseerd. Evenals zijn grote koorwerk To Brooklyn Bridge, dat twee dagen tevoren in Utrecht zijn première beleefde, is Intermezzi, met zijn vijf korte delen, een puntgaaf geciseleerd werkstuk met een lenige, plooibare ritmiek vol sprankelende blazers-guirlandes en transparante, oorstrelende dissonanten. Moderne muziek waar niets op aan te merken is, behalve dat ze niet werkelijk tegen de haren in strijkt.

Diametraal daartegenover staat de Dans van de malic matrijzen van Guus Janssen, een half-parodistisch pianoconcert vol doodlopende straten, schots en scheef over elkaar liggende toonsoorten en touwtrekkerijen tussen solist Gerard Bouwhuis en het ensemble. Bij Janssen zelf heeft de preoccupatie met muzikale cliché's, vergissingen en communicatiestoornissen inmiddels grotendeels plaats gemaakt voor concentratie op het muzikaal materiaal zelf. Maar deze uitvoering van de Dans, die klonk als een klok, overtrof zowel mijn herinnering als de destijds door het Residentie Orkest gemaakte plaatopname, en demonstreerde dat het stuk allerminst gedateerd is, al is het dan elf jaar oud. Of jong.


© Frits van der Waa 2006